Op 7 oktober 2025 promoveerde Mart Kicken aan de Radboud Universiteit op zijn proefschrift ‘Opportunities in optimizing cytotoxic treatment of lung cancer in the era of immunotherapy’. Als promotor trad op prof. dr. M.M. van den Heuvel; copromotoren waren dr. R. ter Heine, dr. M.J. Deenen en dr. B.E.E.M. van den Borne. Mart Kicken is momenteel werkzaam als ICT-apotheker en data-analist bij Santeon.
Wat was het doel van je promotieonderzoek?
Het doel van mijn onderzoek was het analyseren en optimaliseren van doseringsstrategieën voor verschillende cytotoxische middelen die worden toegepast bij de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Door de dosering af te stemmen op individuele patiëntkenmerken kan de behandeling effectiever en veiliger worden, met minder toxiciteit en een hogere kwaliteit van leven voor de patiënt. Gezien de omvang van deze patiëntengroep is het van groot belang dat onderzoek naar dosisoptimalisatie specifiek in deze populatie plaatsvindt.
Wat wil jij dat de klinische dokter van jouw onderzoek weet?
Voor carboplatine adviseer ik dosisoptimalisatie op basis van nierfunctieschatting met cystatine C in plaats van creatinine, aangezien dit een betrouwbaardere voorspelling van de carboplatine-klaring geeft. Dit is technisch al mogelijk, maar wordt in de praktijk nog nauwelijks toegepast. Dit zou onnodige onderbehandeling en bijwerkingen kunnen voorkomen. Bij pemetrexed adviseer ik het toepassen van folinezuurprofylaxe (vergelijkbaar met methotrexaat) en het heroverwegen van dosering bij patiënten met een verminderde nierfunctie (< 45 ml/min) om ernstige toxiciteit te voorkomen. Voor paclitaxel, nab-paclitaxel en docetaxel raad ik wekelijkse doseringsschema’s aan vanwege een gunstiger toxiciteitsprofiel bij behoud van effectiviteit, en adviseer ik directe implementatie van spiegelgestuurde dosering (TDM) voor paclitaxel. Voor subcutaan atezolizumab adviseer ik gewichtsafhankelijke doseringsintervallen van respectievelijk 5-, 4- of 3-wekelijks bij < 50, 50-65, > 65 kg lichaamsgewicht.
Wat was het meest frustrerende onderdeel van je onderzoek?
Naast handmatig dossieronderzoek heb ik tijdens mijn onderzoek gebruikgemaakt van digitale data-extracties uit de databases van de deelnemende Santeon-ziekenhuizen. Deze data werden verzameld via het Health Intelligence Platform Santeon (HIPS), waarin alle 7 ziekenhuizen gegevens aanleveren. Mijn studie was het eerste wetenschappelijke onderzoek dat via HIPS data opvroeg. Dit bracht de nodige uitdagingen met zich mee, met name door langere doorlooptijden bij het verzamelen en samenvoegen van data uit de verschillende ziekenhuizen. Voor mij, als eerste gebruiker, betekende dit dat enkele standaard HIPS-processen moesten worden aangepast voor onderzoeksdoeleinden, zoals het pseudonimiseren in plaats van anonimiseren van data. Hoewel dit soms tot vertraging leidde, leverde het waardevolle inzichten op voor de verdere optimalisatie van het platform. In mijn huidige rol binnen Santeon gebruik ik deze ervaring om (toekomstige) onderzoekers die met HIPS werken beter te begeleiden en te ondersteunen, zodat het proces voor iedereen efficiënter verloopt en HIPS optimaal kan ondersteunen bij onderzoeksactiviteiten.
Welk moment/inzicht bracht een doorbraak?
Een belangrijk inzicht was het besef dat veel doseringsformules historisch zijn vastgesteld op basis van relatief kleine patiëntaantallen en sindsdien nauwelijks zijn herzien, terwijl onze kennis en data-infrastructuur inmiddels sterk zijn toegenomen. Dankzij de voortschrijdende digitalisering van de zorg is het tegenwoordig mogelijk om complexere en beter gepersonaliseerde doseringsmodellen toe te passen. Een tweede belangrijk inzicht was dat een individu niet de populatie is: wat gemiddeld goed werkt, past niet altijd bij de individuele patiënt. Een formule kan op groepsniveau een goed resultaat geven, maar door grote verschillen tussen patiënten blijft de voorspellende waarde voor het individu soms beperkt.
Wat is de vervolgvraag die voortkomt uit jouw onderzoek?
Een belangrijke vervolgstap is het prospectief onderzoeken van carboplatine-dosering op basis van cystatine C en de impact daarvan op klinische uitkomsten en toxiciteit. Tot dusver is deze relatie vooral gevalideerd op farmacokinetische parameters (blootstelling, AUC) en niet op harde klinische eindpunten. Daarnaast is vervolgonderzoek nodig naar aanpassing van docetaxel-dosering op basis van hematologische toxiciteit in de eerste cyclus, om te bepalen of dit de behandeluitkomsten verder kan verbeteren.
Wat neem je zelf mee uit jouw promotieonderzoek? Wat zijn jouw volgende stappen?
Uit mijn promotieonderzoek neem ik een brede kennisbasis, een kritische onderzoekshouding en een sterke drive mee om de brug te slaan tussen academisch onderzoek en de klinische praktijk. Het implementeren van wetenschappelijke inzichten in de dagelijkse zorg vraagt om nauwe samenwerking tussen onderzoekers, zorgprofessionals, beleidsmakers en fabrikanten. Pas dan kunnen we echt stappen zetten richting betere, veiligere en doelmatigere farmacotherapie!
Een kleine stap in die richting zet ik in mijn huidige functie bij Santeon, waar ik werk aan de ontwikkeling van datagedreven en innovatieve oplossingen die wetenschap en praktijk nauwer verbinden. De brug tussen onderzoek en klinische toepassing bouw je niet alleen, maar samen. Wie zet met mij de volgende stap?