Uit gegevens van de Antiretroviral Pregnancy Registry (APR) zijn geen nieuwe veiligheidssignalen af te leiden voor het gebruik van cabotegravir (CAB) tijdens de zwangerschap.1 De auteurs waarschuwen dat het te vroeg is voor definitieve conclusies omdat het aantal zwangerschappen in deze studie daar te laag voor was.
De APR is een internationale prospectieve cohortstudie die al sinds 1989 loopt. De primaire doelstelling is het monitoren van prenatale blootstelling aan antiretrovirale middelen (ARV’s) om een eventuele toename in de kans op aangeboren afwijkingen te onderkennen en vroege waarschuwingssignalen van ernstige teratogene effecten op te pikken. De zwangerschaps- en neonatale uitkomsten na prenatale blootstelling aan CAB zijn in een beschrijvende analyse gepresenteerd. Hierbij zijn APR-gegevens tot en met 31 juli 2024 gebruikt. CAB is in combinatie met rilpivirine geïndiceerd voor de behandeling van hiv-1-infectie en als monotherapie voor de preventie van hiv.
Er waren 42 zwangerschappen met blootstelling aan CAB: 28 (66,7%) als hiv-behandeling en 14 (33,3%) als PrEP. Het resultaat: 35 (81,4%) levend geboren kinderen, 1 (2,3%) doodgeboorte, 3 (7,0%) spontane abortussen en 4 (9,3%) geïnduceerde abortussen. Onder de 35 levendgeborenen bevond zich 1 (2,9%) met een geboorteafwijking in de vorm van congenitale ptosis (een hangend ooglid). Van de 33 levend geboren eenlingen zonder afwijkingen waren er 5 (15,2%) prematuur, en hadden er 3 (9,1%) een laag geboortegewicht en 3 (9,1%) een zeer laag geboortegewicht.
De data geven geen aanleiding tot zorgen, maar voor definitieve conclusies is het volgens de onderzoekers te vroeg. Zorgverleners worden aangemoedigd om zwangerschappen met ARV-blootstelling prospectief te blijven melden, zeker als het om nieuwere ARV’s gaat. Dit kan op www.apregistry.com.
Bron: