Bij patiënten met stadium III coloncarcinoom en een negatieve postoperatieve ctDNA-test, is het de-escaleren van de adjuvante behandeling niet non-inferieur aan standaard adjuvante chemotherapie. Wel bleek uit de fase II/III AGITG DYNAMIC-III-studie dat ctDNA-geleide de-escalatie gepaard gaat met aanzienlijk minder bijwerkingen.1
De AGITG DYNAMIC-III onderzocht ctDNA-geleide behandeling. Bij deelnemers met een positieve ctDNA-test werd de behandeling geëscaleerd, en bij patiënten met een negatieve test werd gedeëscaleerd. De resultaten van de escalatiearm werden eerder dit jaar tijdens het ASCO-congres gepresenteerd en lieten zien dat het escaleren van de behandeling bij ctDNA-positieve patiënten niet leidde tot een betere recidiefvrije overleving (RFS; HR 1,11). Tijdens het ESMO-congres presenteerden de onderzoekers de resultaten van het de-escaleren van de behandeling in de ctDNA-negatieve groep.
De onderzoekers randomiseerden 1002 patiënten met stadium III coloncarcinoom die minimaal fit genoeg waren voor behandeling met fluoropyrimidine. Het ctDNA-negatieve de-escalatiecohort omvatte 353 patiënten en 349 ctDNA-negatieve patiënten kregen standaardzorg. In het de-escalatiecohort werd de vooraf aanbevolen behandeling minder intensief gemaakt, bijvoorbeeld door oxaliplatin weg te laten of de behandeling te verkorten.
De onderzoekers hadden vooraf gesteld dat voor non-inferioriteit het primaire eindpunt van de 3-jaars recidiefvrije overleving maximaal 7,5% mocht verschillen. De 3-jaars RFS was in de de-escalatiegroep 85,3 versus 88,1% in de standaardzorgarm, maar het betrouwbaarheidsinterval liet zien dat een verschil van meer dan 8% mogelijk was. Daarmee was er geen non-inferioriteit. Een subgroepanalyse van patiënten met een hoog en laag klinisch risico liet zien dat de 3-jaars RFS met name bij een laag klinisch risico weinig verschilde (91 vs. 93,2%).
Daartegenover staat dat de ctDNA-geleide behandeling aanzienlijk minder intensief was voor patiënten. In deze groep werd de meerderheid behandeld met monotherapie fluoropyrimidine (57,85 vs. 9,2% in de standaardzorggroep) en een minderheid met een oxaliplatine-doublet (34,8 versus 88,6%). ctDNA-geleide behandeling ging dan ook gepaard met minder graad ≥ 3-bijwerkingen (6,2 vs. 10,6%) en minder ziekenhuisopnamen (8,5 vs. 13,2%).
De onderzoekers stellen dat ctDNA-geleide de-escalatiestrategieën verder onderzocht moeten worden.
Bron: