Ongeveer 10 jaar geleden werden in het Cancer Genome Atlas-project 7 verschillende genetische prostaatkankersubtypen geïdentificeerd. Bij 74% van de prostaatkankers was sprake van een specifieke genetische afwijking. Deze indeling heeft echter (nog) geen klinische relevantie, vertelde David Olmos. “Maar dat betekent niet dat er geen plaats is voor genomische biomarkers.”
Olmos liet onder meer zien dat in de CHAARTED-studie patiënten met een hoge Decipher-score meer baat hadden bij het toevoegen van docetaxel. Ook andere genomische biomarkers, zoals PTEN, lijken mogelijk een rol te krijgen bij behandelbeslissingen. Zo blijkt verlies van PTEN in verband te staan met een groter voordeel van het toevoegen van een AKT-remmer.
Daarnaast besprak Olmos onderzoeken bij patiënten met BRCA-mutaties of afwijkingen in homologe-recombinatie-reparatiegenen (HRR). Een eerdere studie van Olmos liet zien dat patiënten met BRCA-mutaties of HRR-afwijkingen eerder progressie vertonen en overlijden, en dat factoren zoals ziektevolume of meta- of synchrone metastasering hierbij geen invloed hebben. Olmos: “Bij patiënten met BRCA-mutaties en laagvolumeziekte is de radiologische en totale overleving slechter dan bij patiënten met hoogvolumeziekte zonder BRCA-mutaties. Het lijkt erop dat het ziektevolume niet meer relevant is bij aanwezigheid van BRCA-mutaties.”
Olmos: “Dat is een belangrijke bevinding, gezien de resultaten van de AMPLITUDE-studie, waarin bij deze subgroep het toevoegen van niraparib werd onderzocht. De studie laat een duidelijk voordeel zien wat betreft radiologische progressievrije overleving. We hebben echter nog geen data over de totale overleving.”
Olmos: “Momenteel beslissen we over de behandeling aan de hand van het ziektevolume en het moment van metastasering, maar ik verwacht dat we in de toekomst bij mHSPC onder meer gebruik zullen maken van genetische tests om de BRCA– en HRR-positieve subgroep te identificeren.” Daarnaast verwacht Olmos een rol voor de PTEN-status en de aanwezigheid van oligometastasen.
Bron: