Een recent onderzoek op basis van data van de HARMONY Alliance Foundation bevestigt dat meetbare restziekte (MRD) na inductietherapie een sterke voorspeller is van overleving bij volwassenen met acute myeloïde leukemie (AML).
Het onderzoek combineerde patiëntgegevens van 7 Europese gerandomiseerde fase II/III-onderzoeken met 1.858 volwassen AML-patiënten, uitgevoerd tussen 2004 en 2020. De onderzoekers includeerden zowel patiënten met NPM1-mutaties als patiënten zonder specifieke mutaties, en combineerden gegevens van intensief behandelde populaties met diverse chemotherapeutische regimes en targeted therapies.
MRD werd beoordeeld met 2 complementaire technieken: multiparameter-flowcytometrie (MFC) en kwantitatieve PCR (qPCR) gericht op NPM1-mutaties. MRD werd gemeten na de inductiefase van de behandeling en, waar beschikbaar, na consolidatie.
De resultaten waren eenduidig: patiënten met MRD hadden significant slechtere overlevingsuitkomsten dan patiënten zonder MRD, zowel wat betreft eventvrije overleving (EFS) als wat betreft totale overleving (OS). Dit effect bleef statistisch significant in multivariabele analyses waarin belangrijke prognostische factoren zoals leeftijd, cytogenetisch risico, mutatieprofiel en behandelingsregime werden meegenomen. Interessant was dat patiënten die een allogene stamceltransplantatie ondergingen, ondanks MRD-positiviteit, een relatief betere uitkomst hadden dan MRD-positieve patiënten die geen transplantatie kregen, wat suggereert dat transplantatie het nadelige effect van MRD gedeeltelijk kan verminderen.
Op trialniveau liet de analyse zien dat met MFC aangetoonde MRD bij niet-getransplanteerde patiënten sterk correleerde met behandelingsresultaten, met een R² van 0,99. Dit ondersteunt de erkenning in richtlijnen dat MRD betrouwbaar is als tussentijds surrogaat-eindpunt voor de klinische uitkomst bij intensief behandelde AML-patiënten. Bovendien toonden de onderzoekers aan dat MRD-positiviteit een onafhankelijke voorspeller blijft, zelfs bij subgroepen zoals oudere patiënten of patiënten met intermediate-risk cytogenetica.
Bron: