Het Nederlandse HOVON902-onderzoek laat zien dat seriële meting van circulerend tumor-DNA (ctDNA) een krachtige voorspeller is van de respons op behandeling en het recidiefrisico bij diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL).
In dit onderzoek werden longitudinaal plasmamonsters geanalyseerd van meer dan 150 deelnemers aan HOVON902, een prospectief multicentrisch praktijkonderzoek naar responsmonitoring via bloedonderzoek bij DLBCL-patiënten die R-CHOP- of DA-EPOCH-R-inductietherapie kregen. Zij werden gevolgd vanaf de start van de inductiebehandeling tot 2 jaar na de behandeling.
De resultaten laten zien dat het percentage patiënten zonder MRD duidelijk toenam tijdens de behandeling: van 28% na de eerste cyclus tot 81% aan het einde van de inductie. MRD-positiviteit bleef op elk tijdstip een ongunstig teken, waarbij het negatieve effect sterker werd naarmate de behandeling vorderde. Vroege moleculaire respons, gemeten als een aanzienlijke daling van ctDNA in de eerste cycli, bleek een sterke voorspeller van betere progressievrije overleving. Patiënten zonder vroege respons hadden een aanzienlijk slechtere uitkomst.
Ook tijdens de follow-up bleek extra ctDNA-monitoring waardevol: bij 91% van de patiënten die uiteindelijk een recidief ontwikkelden, detecteerde de meting MRD aan het einde van de behandeling of tijdens de follow-up. De extra metingen verhoogden de gevoeligheid voor het opsporen van relaps met 17% ten opzichte van een meting alleen aan het eind van de behandeling. Patiënten zonder recidief bleven vrijwel altijd MRD-negatief, dit ondersteunt de specificiteit van de methode. De onderzoekers zagen bovendien verschillen in MRD-patronen afhankelijk van de locatie van het recidief, histologisch subtype en respons op vervolgtherapie. Het onderzoek bevestigt dat ultragevoelige ctDNA-monitoring zowel tijdens als na de behandeling een krachtig instrument is voor de risico-inschatting bij DLBCL.
Bron: