Bij patiënten met lokaal gevorderd rectumcarcinoom die in aanmerking kwamen voor een sfinctersparende operatie, was neoadjuvant FOLFOX niet-inferieur aan preoperatieve chemoradiotherapie met betrekking tot de ziektevrije overleving. Dit blijkt uit de fase III-PROSPECT-studie.
In de PROSPECT-studie gingen onderzoekers bij patiënten met lokaal gevorderd rectumcarcinoom (T2N+, T3N, T3N) na of neoadjuvant FOLFOX niet-inferieur was aan chemoradiotherapie. De standaardbehandeling voor lokaal gevorderd rectumcarcinoom bestaat momenteel uit neoadjuvante chemoradiotherapie, maar deze behandeling kan gepaard gaan met belastende langetermijntoxiciteit. In de PROSPECT-studie ging men daarom na of het mogelijk was om chemotherapie selectief in te zetten. In de studie werden patiënten gerandomiseerd naar twee groepen: de ene groep kreeg neoadjuvante chemoradiotherapie, de andere kreeg FOLFOX, en wanneer dit niet gepaard ging met een tumorreductie van minder dan 20%, of FOLFOX niet werd verdragen alsnog chemoradiotherapie. Alle patiënten kwamen in aanmerking voor sfinctersparende chirurgie.
Na een mediane follow-up van 58 maanden bleek FOLFOX niet-inferieur aan chemoradiotherapie wat betreft ziektevrije overleving (DFS), met een hazard ratio van 0,92. De 5-jaars ziektevrije overleving was 80,8% in de FOLFOX-groep en 78,6% in de chemoradiotherapie-groep. De 5-jaarsoverleving was respectievelijk 89,5 versus 90,2%; lokale recidieven deden zich slechts voor bij 1,8 respectievelijk 1,6% van de patiënten.
Bijwerkingen van graad 3 of hoger traden op bij 41 versus 22,8% van de patiënten, maar daarbij moet worden meegewogen dat patiënten in de chemotherapie-arm gedurende een langere periode werden behandeld dan in de andere arm.
In een commentaar op de studie belichtte Corrie Marijnen enkele aandachtspunten bij het interpreteren van de data. Zij merkte op dat in Europa een andere definitie van lokaal gevorderd rectumcarcinoom wordt gehanteerd als in Amerika, waardoor hier niet alle deelnemers aan de studie in aanmerking zouden komen voor neoadjuvante behandeling. Tevens benadrukte zij dat men zich kan afvragen of bij alle patiënten in de studie überhaupt neoadjuvante behandeling nodig is.
Bron: