Pacritinib is veilig en effectief voorafgaand aan allogene HSCT bij myelofibrose (MF). Dat blijkt uit de finale resultaten van HOVON134. De behandeling verminderde bij veel patiënten het miltvolume en de symptomen en beperkte de complicatierisico’s. Vrijwel alle patiënten konden doorgaan naar de geplande allogene stamceltransplantatie.
Pacritinib is een selectieve JAK2/IRAK1/ACVR1-remmer die werd onderzocht als pre-transplantatietherapie voor patiënten met intermediair-2 tot hoogrisico MF, inclusief patiënten die eerder behandeld waren met ruxolitinib.
In dit prospectieve fase II-onderzoek ontvingen 61 patiënten pacritinib in 3-4 cycli van 28 dagen voorafgaand aan allogene HSCT. Van de deelnemers bereikte 36% een symptomatische respons, dat wil zeggen een ≥ 50% afname van de MPN symptom assessment form total symptom score. Bij 43% nam de de palpabele miltgrootte met meer dan de helft af. Bij patiënten die eerder ruxolitinib hadden ontvangen, waren deze percentages respectievelijk 22% en 18%.
Pacritinib werd goed verdragen: 44% van de patiënten rapporteerde ten minste 1 bijwerking van CTCAE-graad 3 of 4 (voornamelijk gastro-intestinaal). Geen enkele deelnemer werd uitgesloten van allogene HSCT om cardiovasculaire redenen.
Bijna alle patiënten (95%) ondergingen uiteindelijk een allogene HSCT, 38 volgens het protocol en 20 buiten het protocol. De totale overleving een jaar na transplantatie was 80%, de cumulatieve niet-relapsmortaliteit na 5 jaar was 25%. Patiënten die volgens protocol waren getransplanteerd hadden een 1-jaars progressievrije overleving van 79% en een GVHD-vrije recidiefvrije overleving van 42%. Ernstige acute GVHD trad op bij 3% en ernstige chronische GVHD bij 26%. Primair graftfalen trad niet op, secundair graftfalen was zeldzaam (5%).
Bron: