Karolien Goffin (Universiteit Leuven) besprak de resultaten van radioligandtherapie bij castratieresistent prostaatcarcinoom (CRPC), met de nadruk op onderzoeken met 177Lu-PSMA.1
Goffin startte met de VISION- en TheraP-studies, waarin 177Lu-PSMA werd onderzocht bij patiënten die eerder docetaxel (en een ARPI) hadden gekregen. Beide studies lieten een gunstig en stabiel toxiciteitsprofiel zien. Goffin: “Zowel in vroege als late ziektestadia ervaren patiënten over het algemeen weinig bijwerkingen van 177Lu-PSMA.”
Goffin ging vervolgens in op de mogelijke rol van de standard uptake value (SUV) bij patiëntselectie. Een subgroepanalyse van TheraP suggereerde dat een hoge PSMA-expressie (gemiddelde SUV ≥ 10) gepaard ging met een grotere kans op respons op 177Lu-PSMA dan op cabazitaxel. Goffin: “Hoe we dit momenteel in de kliniek moeten toepassen, is echter onduidelijk.” Hetzelfde geldt voor FDG-PET als methode om het metabool tumorvolume te bepalen.
In de pre-docetaxel-setting werd 177Lu-PSMA onderzocht in onder meer de PSMAfore-studie, waarin het werd vergeleken met een ARPI-switch. De studie liet een duidelijk voordeel zien in radiologische progressievrije overleving (PFS) (9,3 vs. 5,6 maanden), maar geen overlevingsverschil, waarschijnlijk door cross-over. Ook de SPLASH-studie met 177Lu-PNT2002 liet een langere eventvrije overleving zien (9,5 vs. 6,0 maanden). Een recente fase II-studie waarin 177Lu-PSMA werd vergeleken met docetaxel vond geen radiologische-PFS-voordeel, hoewel de respons beter was met radioligandtherapie. De totale overleving was hoger in de docetaxel-groep, mogelijk doordat patiënten in die groep vaker 2 behandelingen ontvingen door meer cross-over.
Voor het beoordelen van de respons op 177Lu-PSMA kunnen de RECIP 1.0-criteria worden gebruikt, specifiek ontwikkeld voor PSMA-gerichte therapieën.
Goffin concludeerde dat 177Lu-PSMA inmiddels effectief is gebleken in het hele spectrum van prostaatkanker. “We moeten echter nog duidelijkheid krijgen over optimale patiëntselectie, timing, dosering en de rol van combinatietherapie.”
Bron: