De resultaten van een retrospectieve cohortanalyse suggereren dat een auto-immuunaandoening op baseline de klinische uitkomst van kankerpatiënten die worden behandeld met immuuncheckpointremmers (ICI) niet significant verslechtert. Deze preliminaire data laten volgens de onderzoekers zien dat auto-immuunaandoeningen geen contra-indicatie hoeven te zijn voor inclusie in klinische trials en voor behandeling met ICI.
Hoewel de indicaties voor immuuntherapie de afgelopen tien jaar sterk zijn toegenomen, zijn deze behandelingen in verband gebracht met auto-inflammatoire immuungerelateerde bijwerkingen die kunnen lijken op auto-immuunaandoeningen. Er is nog weinig bekend over de impact van deze aandoeningen op baseline op de mortaliteit bij kankerpatiënten die worden behandeld met ICI’s. De onderzoekers identificeerden daarom 17.497 patiënten met auto-immuunaandoeningen voorafgaand aan behandeling met anti-PD-1- of anti-PD-L1-therapie en 17.497 gematchte controles via het TriNetX Diamond-netwerk.
Met behulp van een Cox proportional hazards model werd duidelijk dat patiënten met een auto-immuunaandoening in de voorgeschiedenis geen hoger risico op overlijden hadden ten opzichte van controles zonder auto-immuunziekte (HR 1,03; 95%-BI 1-1,07; p = 0,05). Bovendien waren een voorgeschiedenis van de ziekte van Hashimoto (HR 0,75; 95%-BI 0,62-0,90; p = 0,002) en vitiligo (HR 0,52; 95%-BI 0,34-0,81; p = 0,003) significant geassocieerd met een lagere mortaliteit. Dit suggereert dat onderliggende auto-immuunaandoeningen geen contra-indicatie hoeven te zijn voor deelname aan klinische studies en behandeling met ICI. Wel zijn volgens de onderzoekers vervolgstudies nodig om interacties te beoordelen tussen moleculaire targets van ICI en de invloed van een auto-immuunziekte op de uitkomst en om de impact van systemische immuunsuppressiva op de mortaliteit te onderzoeken in deze setting.
Lees ook: Plaats neoadjuvante immuuntherapie bij melanoom onderzocht in NADINA en DONIMI
Bron: