Hoewel eerstelijns INSTI-regimes zijn geassocieerd met een lager risico op virologisch falen dan regimes met een proteaseremmer, zijn beide groepen geassocieerd met een hoger risico op virologisch falen ten opzichte van patiënten die starten met een NNRTI.
Het doel van deze observationele studie was de uitkomsten te onderzoeken van eerstelijns antiretrovirale regimes die een integraseremmer (INSTI), proteaseremmer of NNRTI bevatten. Deelnemers aan de UK Collaborative HIV Cohort-studie werden geïncludeerd als ze waren gestart met antiretrovirale therapie tussen 1 januari 2012 en 30 juni 2017, de periode waarin de INSTI’s in de BHIVA-richtlijn werden opgenomen als ‘preferred first-line agent’ en het gebruik ervan dus sterk toenam. Het primaire eindpunt, virologisch falen, werd gedefinieerd als de eerste van 2 opeenvolgende hiv-RNA-metingen > 50 kopieën/ml, ten minste 6 maanden na het starten van de antiretrovirale therapie. Follow-up werd gecensureerd op het moment van stopzetting van de antiretrovirale therapie, verandering van het regime of overlijden. Het risico op virologisch falen bij deelnemers die een INSTI-, proteaseremmer- of NNRTI-regime kregen werd vergeleken met behulp van Kaplan-Meier- en Cox-regressiemethoden.
Van de 12.585 deelnemers startte 45,6% een NNRTI-, 29,0% een proteaseremmer- en 25,4% een INSTI-regime. Tijdens de mediane follow-upperiode van 20,3 maanden (IQR 7,9-38,9) was bij 7,5% van de deelnemers sprake van virologisch falen. In vergelijking met personen die een NNRTI-regime startten, hadden patiënten die INSTI’s of proteaseremmers kregen een grotere kans op virologisch falen: gecorrigeerde hazard ratio voor de INSTI-groep 1,52; 95%-BI 1,19-1,95; p = 0,0009; voor de proteaseremmergroep 2,70; 95%-BI 2,27-3,21; p < 0,0001.
Bron:
El Bouzidi K, Jose S, Phillips AN, et al. First-line HIV treatment outcomes following the introduction of integrase inhibitors in UK guidelines. AIDS. 2020;34:1823-31.
Beeld: vlag VK (in mediabibliotheek cms)