Vooroplopers, dwarsliggers en andersdenkenden brengen de wetenschap en de nefrologische praktijk vooruit. Wat doen zij anders dan anderen? Internist-nefroloog Joan Doornebal van het Isala vertelt hoe digitale ondersteuning en samen beslissen leiden tot meer regie voor de patiënt en écht passende zorg.
Zijn er vaste richtlijnen voor poliklinische controles bij chronische nierschade?
“De richtlijnen geven een kader voor de frequentie van controles, maar een goede onderbouwing ontbreekt. In de praktijk wordt een consult vaak weken tot maanden vooruit gepland, terwijl op dat moment onduidelijk is of het consult nodig is. Daardoor leveren we soms zorg omdat het nu eenmaal is afgesproken. Nu de zorgvraag en complexiteit toenemen en er minder zorgpersoneel beschikbaar is, moeten we onszelf de vraag stellen: kunnen we de zorg beter afstemmen op de actuéle behoefte van de patiënt om goede zorg te verlenen?”
Wat was de aanleiding om het anders te willen doen?
“3 jaar geleden ging ik op een studiereis naar een meubelfabriek in Seattle die lean werkt. Daar zag ik: je kunt pas je resultaten verbeteren als je weet wat je resultaten zijn. Die reis gaf mij het duwtje om waardegedreven zorg praktisch inzichtelijk te maken.”
Hoe doen jullie dat?
“We richten de zorg meer vraaggestuurd in. Voorafgaand aan een afspraak verzamelen we relevante informatie via een digitale vragenlijst, thuismetingen en laboratoriumonderzoek. Met die gegevens bepalen we samen met de patiënt of een consult passend is, en zo ja op welk wijze: digitaal, telefonisch of fysiek. Het uitgangspunt is: wat heeft deze patiënt nu nodig? Soms blijkt een afspraak zelfs niet nodig. Digitale hulpmiddelen helpen om dit proces goed te stroomlijnen. Het individueel patiëntdashboard toont in 1 overzicht de belangrijkste gegevens. Zo zien we snel waar actie nodig is.”
Hoe werkt dat?
“Ik ben begonnen met het maken van een dashboard op populatieniveau. Hierin kun je per patiënt of per behandelaar een aantal gegevens zien. Bijvoorbeeld hoeveel patiënten met proteïnurie na een halfjaar nog een te hoge bloeddruk hebben en nog geen RAAS-remming krijgen. Zo zie je precies bij welke patiënt nog ruimte is voor verbetering. Dat kan ook voor bijvoorbeeld het beleid bij cholesterol, suikerziekte of complicaties van medicatiegebruik. Mijn collega’s vonden het dashboard een goed begin, maar wilden de informatie liever direct tijdens het consult in plaats van achteraf. Daarin hadden ze gelijk. Dus hebben een volgende versie gebouwd: het individuele patiëntendashboard. Dit is een handig middel – geen doel – om tot passende en betere zorg te komen.”
Welke voordelen heeft deze aanpak voor patiënten en zorgprofessionals?
“Het individuele dashboard laat tijdens de afspraak de meest actuele, relevante gegevens zien. Die krijgen een kleur: groen, oranje of rood. De rode elementen verdienen aandacht en actie. Denk aan een te hoge bloeddruk of laboratoriumonderzoeken die herhaald moeten worden. De inzichten bepalen de agenda en dat maakt je consult effectiever en efficiënter. Het werkt ook als geheugensteuntje. Naast de digitale triage zien we patiënten nog steeds minimaal 1 keer per jaar fysiek. Is de laatste fysieke afspraak meer dan 9 maanden geleden, dan kleurt het vak oranje, en na 12 maanden rood. Een ander voordeel is dat je nu met 1 druk op de knop de jaarlijkse brief aan de huisarts kunt opstellen omdat je de actuele informatie voor je hebt, in plaats van dat je eindeloos door het EPD moet klikken. Tot slot kun je als de a-classificatie groen is, overwegen om de patiënt terug te verwijzen naar de huisarts. Het systeem draagt dus ook bij aan de juiste zorg op de juiste plek.”
Waar zit nog ruimte voor verbetering?
“Deze werkwijze vraagt nu nog veel van patiënten, zeker als zij digitaal minder vaardig zijn. Een voorbeeld: patiënten krijgen via de BeterDichtbij-app de uitnodiging voor de vragenlijst. Die moeten ze, na inlog met DigiD, invullen op het patiëntenportaal van MijnIsala. De thuismetingen verlopen dan weer via de Thuismeten-app en de uitnodiging voor de afspraak ontvangen patiënten tot slot per mail. Voor digitaal vaardige patiënten werkt dat goed, maar voor anderen is het een uitdaging. Ik hoop dat patiënt en zorgverlener uiteindelijk gebruik kunnen maken van 1 geïntegreerde ‘digitale voordeur’, een portaal waar alle stappen samenkomen. Ook het inrichten van onze spreekuren dat er voldoende capaciteit is voor de triage van reguliere-controleconsulten en de afspraken die hieruit voortkomen. Uiteindelijk hoop ik ook dat patiënten na de triage zelf hun afspraak kunnen inplannen, zoals je dat ook doet voor je jaarlijkse APK of een restaurantreservering.”
Is onderzocht of deze aanpak even goed werkt als de standaardmethode?
“We hebben nu een jaar ervaring met deze nieuwe werkwijze. In die periode hebben we bij 467 triage-afspraken gekeken wat het opleverde. Ongeveer een derde (n = 154) van de consulten bleek niet nodig, en van de resterende afspraken (n = 313) kon 70% digitaal of telefonisch plaatsvinden in plaats van fysiek. Tegelijkertijd gaf 80 tot 85% van de patiënten aan tevreden of zeer tevreden te zijn over de zorg. De kwaliteit blijft dus op zijn minst vergelijkbaar, en op punten zelfs beter, omdat we de zorg beter afstemmen op de werkelijke situatie van de patiënt. Je speelt capaciteit vrij, levert passende zorg en verbetert de toegankelijkheid van zorg.”
Is het aan te raden dat andere centra deze werkwijze overnemen?
“Sterker nog: dit model is niet alleen toepasbaar in de nefrologie, maar ook bij andere chronische aandoeningen. Houd wel oog voor een goede implementatie en patiënten die minder digitaal vaardig zijn. Ook in de richtlijnen mag hier meer aandacht voor komen. Die houden nu nog vaak geen rekening met digitale triage of zelfmetingen. Door digitale triage en thuismetingen te benutten, ligt er echt een kans om verspilling van tijd en geld te voorkomen, de toegankelijkheid van zorg te vergroten en ons vak ook aantrekkelijk te houden. We hoeven niet harder te werken, maar we kunnen onze expertise en de beschikbare middelen wel slimmer inzetten. Ik geloof er heilig in dat dit soort modellen helpt om ook in de toekomst kwalitatief goede zorg te bieden.”