Het HOVON-902-onderzoek bevestigt het prognostische nut van het bepalen van minimale restziekte via circulerend tumor-DNA (ctDNA) met behulp van de geavanceerde sequencingtechniek PhasED-Seq bij patiënten met diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) na eerstelijnsbehandeling.
Binnen HOVON-902 werd bij 150 patiënten met DLBCL aan het eind van de eerstelijnsbehandeling de minimale restziekte (MRD) bepaald aan de hand van het ctDNA. De eerstelijnsbehandeling bestond uit rituximab, cyclofosfamide, doxorubicine, vincristine en prednison (R-CHOP) of uit dose-adjusted etoposide, prednison, vincristine, cyclofosfamide en rituximab (DA-EPOCH-R). De metingen werden gedaan met PhasED-Seq, een methode die zeer sensitief is voor tumor-DNA doordat ze specifieke genetische varianten kan identificeren.
Na een mediane follow-up van 31 maanden waren de 2-jaars progressievrije overleving (PFS) en de 2-jaars totale overleving (OS) respectievelijk 74 en 86%. MRD-positiviteit aan het einde van de eerstelijnsbehandeling bleek sterk voorspellend voor een slechtere uitkomst: de 2-jaars PFS was 28% bij MRD-positieve versus 88% bij MRD-negatieve patiënten (HR 9,7; p < 0,0001), de 2-jaars OS was 50 versus 97% (HR 10,6; p < 0,0001).
Alle patiënten die geen complete metabole respons bereikten en MRD-positief bleven, ondervonden een terugval. Dit benadrukt het belang van ctDNA-MRD als voorspellende biomarker.
De prognostische waarde van ctDNA-MRD bleek onafhankelijk van andere risicofactoren, waaronder de International Prognostic Index (IPI), lactaatdehydrogenase, ziektestadium en geslacht. Een multivariate analyse liet zien dat ctDNA-MRD een sterke en onafhankelijke voorspeller was voor PFS en OS.
Dit onderzoek bevestigt dat PhasED-Seq-gebaseerde ctDNA-MRD een waardevolle biomarker is om patiënten te identificeren die mogelijk baat hebben bij aanvullende therapie, en ondersteunt het standaard opnemen van een MRD-bepaling in de responsbeoordeling bij DLBCL.
Bron: