Uit steeds meer onderzoek blijkt dat progressie onafhankelijk van ziekteactiviteit (PIRA) een belangrijke vorm van ziekteprogressie is bij MS, zelfs bij vroege stadia van relapsing MS (RMS). Er is echter nog weinig bekend over de onderliggende ziektemechanismen. Een nieuwe studie brengt 13 eiwitten in liquor nu in verband met PIRA.
Doel van Andrea Landwehr en haar collega’s was om met behulp van proteomics-technieken in kaart te brengen welke combinatie van eiwitten aanwezig was bij patiënten met stabiele RMS versus patiënten met PIRA. De onderzoekers namen daartoe liquor af bij patiënten met RMS, van wie een deel geen behandeling kreeg en een deel wel, met alemtuzumab, natalizumab of fingolimod. Ze verzamelden longitudinale klinische gegevens, waaronder Expanded Disability Status Scale (EDSS)-scores, geschiedenis van relapsen en MRI-resultaten. Op basis van deze informatie verdeelden ze patiënten in twee categorieën: 1) stabiel, oftewel geen bewijs van ziekteactiviteit (n = 28) en 2) PIRA, oftewel een bevestigde toename op de EDSS met minimaal 0,5 punt, die meer dan 90 dagen na en 30 dagen voor de start van een relaps optrad (n = 48).
Met behulp van diverse proteomicstechnieken bepaalden de Duitse onderzoekers de kwantiteit van ruim 2800 eiwitten. Een machinelearningmodel identificeerde vervolgens de eiwitten die onderscheid konden maken tussen patiënten met stabiele MS en PIRA. Hieruit kwamen 13 eiwitten naar voren, die de 2 patiëntgroepen met 86% nauwkeurigheid konden onderscheiden.
4 van de gevonden eiwitten komen voornamelijk tot expressie in cellen in het centrale zenuwstelsel, 6 in immuuncellen, 1 in beide en 2 zijn niet specifiek voor een bepaald celtype, zo bleek uit een zoektocht in The Human Protein Atlas.2 Dit suggereert volgens Landwehr dat de onderliggende ziektemechanismen bij PIRA complex zijn en dat een focus op een enkel eiwit niet afdoende is. De resultaten van deze kleine studie moeten echter nog wel bevestigd worden.
Bronnen: