Een internationale fase III-studie toont aan dat de toevoeging van polatuzumab vedotin aan het combinatieprotocol rituximab, gemcitabine en oxaliplatine leidt tot een significante verbetering van de overleving bij patiënten met gerecidiveerd of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom die niet in aanmerking komen voor autologe stamceltransplantatie.
Polatuzumab vedotin is, in combinatie met bendamustine en rituximab, reeds goedgekeurd voor gebruik bij zowel nieuw gediagnosticeerd als recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom (R/R DLBCL), Toch blijft er behoefte aan alternatieve behandelopties voor patiënten met R/R DLBCL die niet in aanmerking komen voor autologe stamceltransplantatie.
In de gerandomiseerde POLARGO-studie kregen 270 patiënten die ≥ 1 eerdere behandeling voor DLBCL hadden ondergaan polatuzumab vedotin plus R-GemOx (POLA-R-GEMOX) of alleen R-GemOx toegediend. Na een mediane follow-up van 24,6 maanden liet POLA-R-GEMOX een significante verbetering zien van de totale overleving (OS), het primaire eindpunt van de studie, vergeleken met alleen R-GemOx (HR 0,60; 95%-BI 0,43-0,83; p = 0,0017). De mediane OS was respectievelijk 19,5 versus 12,5 maanden. Ook secundaire eindpunten zoals progressievrije overleving (PFS) en objectieve responspercentages (ORR) waren gunstig voor POLA-R-GEMOX.
Het bijwerkingenprofiel was grotendeels vergelijkbaar tussen beide groepen wat betreft graad 3-4 bijwerkingen (57,0 versus 58,4%). POLA-R-GEMOX ging wel gepaard met hogere percentages trombocytopenie (34,4 versus 26,4%) en infecties (14,1 versus 8,0%), en eveneens met meer perifere neuropathie, vooral graad 1 (37,5 versus 23,2%). Graad 3-neuropathie trad op bij 5 patiënten in de POLA-R-GEMOX-groep.
De behandeling werd in de POLA-R-GEMOX-arm vaker stopgezet vanwege bijwerkingen (23,4 versus 8,0%). Ook het aantal fatale adverse events was hoger in de POLA-R-GEMOX-arm (11,7 versus 4,0%), vooral door infecties, waaronder COVID-19.
Bron: