Methotrexaat is niet non-inferieur aan de IL-6-remmer tocilizumab bij de behandeling van reuscelarteriitis (RCA). Dat blijkt uit de Franse METOGiA-studie waarin de effectiviteit en veiligheid van beide middelen werd vergeleken in combinatie met een afbouwschema voor glucocorticoïden.
In deze open-label, non-inferioriteitsstudie zijn 230 patiënten van 50 jaar of ouder met actieve, nieuw gediagnosticeerde (74%) of recidiverende (26%) RCA gerandomiseerd naar tocilizumab subcutaan 162 mg per week (n = 110) of methotrexaat subcutaan 0,3 mg/kg per week tot een maximum van 20 mg (n = 108), beide gedurende 52 weken. De afbouwduur van prednison bedroeg 42 weken bij nieuw gediagnosticeerde en 36 weken bij recidiverende RCA. De primaire uitkomstmaat was het percentage patiënten dat na 78 weken in leven was zonder recidief of afwijking van het prednison-schema.
Niet gehaald
Deze uitkomst behaalde 46% van de groep op tocilizumab en 37% van de groep op methotrexaat (verschil 9%; 95%-BI -4 tot 22). De vooraf vastgestelde non-inferioriteitsmarge van 20% is daarmee niet gehaald. Ook in de per-protocolanalyse (51 versus 39%) werd non-inferioriteit niet aangetoond. Wel leek tocilizumab superieur aan methotrexaat op secundaire eindpunten zoals remissie zonder prednison, relapsvrije overleving en behoud van remissie op week 52.
Ernstige infecties
Het aantal deelnemers met ernstige bijwerkingen was vergelijkbaar (5 versus 6%), maar infecties kwamen vaker voor in de methotrexaat-arm, waaronder 5 gevallen van pneumocystose (1 fataal). Deze bijwerkingen traden vroeg op, bij patiënten met nieuwe lymfopenie kort na de start van methotrexaat en prednison. Hoofdonderzoeker Maxime Samson van CHU Dijon Bourgogne: “We adviseren daarom profylaxe bij patiënten met lage lymfocytenwaarden die methotrexaat gebruiken.” Een per-protocolanalyse loopt nog.
Bron: