2 verschillende typen premaligne laesies zijn geassocieerd met duidelijke verschillen in de microbioomsamenstelling van de ontlasting. Dat vond Sabrina Quek in onderzoek bij patiënten die een coloscopie ondergingen vanwege verdenking op poliepen.1 Zij presenteerde haar onderzoek tijdens UEG Week 2025 en kreeg een UEG National Scholar-Award.
De resultaten wijzen op een mogelijk verschil in de biologische route voor het ontstaan van beide typen adenoom, vermoedt Sabrina Quek, werkzaam op de afdeling Gastro-enterologie en hepatologie van het National University Hospital in Singapore. Bovendien denkt ze vanwege de correlatie met macronutriënten in het dieet aan een link tussen voeding en adenoomvorming. De bevindingen zijn volgens haar relevant gezien de toenemende incidentie van early-onset colorectale neoplasie. Ze kunnen mogelijk leiden tot microbiële biomarkers voor vroegdetectie van poliepvorming en adviezen voor dieetinterventies ter preventie van poliepvorming.
Microbioom
Colorectale tumoren kunnen ontstaan vanuit premaligne laesies zoals tubulaire adenomen (TA) en sessile serrated laesies (SSL). Bekend is dat het darmmicrobioom een rol speelt bij deze carcinogenese, maar niet welke microbiële signatuur hierbij hoort. Quek verzamelde ontlastingsmonsters van 801 patiënten voorafgaande aan coloscopie in het National University Hospital en het Tan Tock Seng Hospital in Singapore. Ze koppelde de uitkomst van de microbiële taxonomie en genomische sequencing van de bacteriën aan de resultaten van de coloscopie, waar bij 315 patiënten een TA was gevonden en bij 24 een SSL. Daarnaast onderzocht ze bij een subgroep patiënten de voedselinname met een vragenlijst waarbij ze inzoomde op de intake van 19 macronutriënten. Ze hoopte een correlatie te vinden tussen het dieet en de adenoomgeassocieerde microben.
Species
Quek vond 38 bacteriespecies die geassocieerd waren met de 2 subtypen poliepen: 20 waren gekoppeld aan SSL en 18 aan TA, waarbij er een minimale overlap was. Slechts 2 species kwamen voor in de ontlasting van patiënten met beide polieptypen, waarbij er 1 een negatieve associatie had met TA en een positieve associatie met SSL. SSL was gerelateerd aan een verhoogde aanwezigheid van Faecalibacterium SGB15346 en Bifidobacterium adolescentis in de ontlasting.
Koolhydraten en zetmeel
Bij de dieetanalyse vond Quek een significante correlatie met SSL-geassocieerde bacteriën en de suikerintake, vooral bij Faecalibacterium SGB15346 en Clostridium sp. AM49-4BH. E. hominis, de bacterie die een positief verband liet zien met SSL, had de sterkste associatie met het dieet, getuige een correlatiecoëfficiënt van 0,243 met de koolhydraatinname en 0,246 met de zetmeelconsumptie.
Bron: