De opkomst van hoogeffectieve middelen voor de behandeling van multipele sclerose bij kinderen maakt het extra belangrijk om inzicht te krijgen in factoren die de langetermijnuitkomsten bij deze leeftijdsgroep voorspellen, want die kennis faciliteert behandeling op maat. Een longitudinale studie met gebruik van nieuwe MRI-technieken draagt hieraan bij.
Deelnemers aan de studie waren 52 patiënten die als kind een relaps hadden gehad. Direct na hun eerste relaps en gedurende een follow-upperiode van mediaan 12 jaar vonden beoordelingen plaats van de volgende aspecten: timing van terugkerende relapsen, de ingezette ziektemodificerende behandeling (DMT), de score op de Expanded Disability Status Scale (EDSS) en, op basis daarvan, een bevestigde toename van de EDSS-score gedurende minimaal 6 maanden (6m-CDM). Naast conventionele, volumetrische en diffusiegewogen MRI-technieken gebruikten de onderzoekers medische dossiers om vast te stellen of er ruggenmerglaesies waren ten tijde van de MRI-onderzoeken.
Gedurende de follow-upperiode had 69% van de patiënten minimaal 1 relaps. Ongeveer 3 op de 5 patiënten stapten over van een middelmatig effectieve naar een hoogeffectieve DMT. Een hoger aantal infratentoriële laesies, aanwezigheid van ruggenmerglaesies, een groter volume van de plexus choreoideus en een lager volume van de thalamus voorspelden een kortere periode tot de eerste relaps. Daarentegen had inzet van een hoogeffectieve DMT een beschermend effect.
Een vijfde van de patiënten had tijdens de follow-upperiode een 6m-CDM. Een jongere leeftijd en minder normaal uitziende witte stof (op basis van fractionele anisotropie) waren significante voorspellers. Op het moment van de laatste follow-upmeting had 35% van de patiënten een lagere EDSS-score dan direct na de eerste relaps. Ook bij hen was minder normaal uitziende witte stof een voorspeller.
Bron: