Amit Bahl (Bristol Cancer Institute) besprak inzichten omtrent de optimale behandelsequentie in de setting van gemetastaseerd castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC).1
Amit Bahl (Bristol Cancer Institute) benadrukte dat naarmate er in eerdere ziektefasen meer therapieën worden ingezet, er minder opties overblijven voor de gemetastaseerde, castratieresistente setting. Patiënten in deze fase hebben bovendien een beperkte overleving: uit Amerikaanse data blijkt dat slechts circa 50% een tweedelijnsbehandeling krijgt en ruim 20% een derdelijnsbehandeling. Dat maakt het belang van een goed gekozen eerstelijnsbehandeling groter, aldus Bahl.
Bahl gaf aan dat er discussie bestaat over studies waarin een ARPI als ‘eerstelijnsbehandeling’ in mCRPC wordt onderzocht, omdat patiënten deze in de mHSPC-setting eigenlijk al zouden moeten hebben gehad. In werkelijkheid ontwikkelt echter 30% van de Europese en 50% van de Amerikaanse patiënten mCRPC zonder voorafgaande ARPI.
De beslissing om te switchen naar een andere behandeling, vindt gewoonlijk plaats nadat er op 2 van 3 manieren progressie wordt gezien (PSA-progressie, radiologische progressie, symptomatische progressie). Bahl: “Maar ook duidelijke radiologische progressie alleen is voldoende om te wisselen.”
Bahl belichtte vervolgens de resultaten van de CARD-studie, waaruit bleek dat switchen van enzalutamide of abirateron naar cabazitaxel betere uitkomsten oplevert dan overstappen op de andere ARPI. Bahl: “De enige kanttekening hierbij is dat dit vooral patiënten betrof bij wie de behandeling binnen een jaar niet meer werkzaam was.”
Tot slot ging Bahl in op behandelopties na progressie. Bij progressie na ADT plus docetaxel is een ARPI, al dan niet gecombineerd met een PARP-remmer, een logische keuze, gevolgd door 177Lu-PSMA, cabazitaxel of radium-223. Het meest voorkomende scenario is echter progressie na ADT plus een ARPI. Bahl: “In deze setting moeten we onderzoeken wat de plaats is van een ARPI gecombineerd met een PARP-remmer.”
Bron: