Binnen Europa varieert de toegang tot de diverse typen nierfunctievervangende therapie aanzienlijk. Deze verschillen kunnen vooral verklaard worden door variatie in de beschikbaarheid van behandelingen (met name thuisdialyse en niertransplantatie), inrichting van de gezondheidszorg en patiëntvoorkeur.
Binnen het EDITH-project werd een vragenlijst verspreid onder patiënten met nierfunctievervangende therapie om te bepalen welke factoren een rol speelden bij de keuze voor (een van de vormen van) dialyse of niertransplantatie en hoe de informatievoorziening en besluitvorming verliepen. In totaal vulden 7.820 patiënten uit 38 Europese landen de vragenlijst in (gemiddeld 59 jaar oud, 56% man, 63% centrumhemodialyse (CHD)). Een kwart van hen gaf aan niet geïnformeerd te zijn over de verschillende behandelingsmodaliteiten en maar 23% had ten minste een jaar voor de start van therapie informatie ontvangen. Veel patiënten verklaarden niet ingelicht te zijn over thuishemodialyse (HHD, 42%) en conservatieve behandeling (33%).
Voor patiënten speelden zowel subjectieve factoren, zoals angst en kwaliteit van leven, als objectieve factoren, waaronder kosten en beschikbaarheid van behandelingen, een rol in hun therapiekeuze. In veruit de meeste gevallen waren de patiënt en de nefroloog samen betrokken bij beslissingen. Verder verschilden resultaten afhankelijk van het nationale inkomen. Patiënten uit armere landen waren minder tevreden over de informatievoorziening, rapporteerden dat ze later geïnformeerd werden en minder informatie ontvingen over andere opties dan CHD, vergeleken met patiënten uit rijkere landen.
Over het algemeen hadden patiënten goede ervaringen met alle modaliteiten, maar ervaringen waren het best voor HHD en niertransplantatie en in landen met een gemiddeld of hoog nationaal inkomen.
Bron: