Patiënten met hematologische maligniteiten krijgen minder specialistische palliatieve zorg dan patiënten met solide maligniteiten, ondanks hun vergelijkbare symptoomlast. Dat blijkt uit een kwalitatieve interviewstudie onder 16 zorgverleners uit Nederlandse ziekenhuizen, uitgevoerd door IKNL in samenwerking met UMC Utrecht, LUMC en Amsterdam UMC.
De interviewstudie toont aan dat zorgverleners de meerwaarde van palliatieve zorg nadrukkelijk onderkennen, maar dat het integreren ervan in de dagelijkse praktijk wordt bemoeilijkt door verschillende factoren. De belangrijkste obstakels zijn het onvoorspelbare ziektebeloop, de grote hoeveelheid behandelopties en het gevoel dat gesprekken over palliatieve zorg de hoop van patiënten kunnen ondermijnen.
De onderzoekers pleiten voor een tweesporenbeleid, waarin curatieve én palliatieve zorg parallel lopen. Het curatieve spoor is gericht op genezen en binnen het tweede spoor is aandacht voor kwaliteit van leven op dat moment en ook in de toekomst. Deze benadering helpt om patiënten goed te informeren en voor te bereiden op mogelijke complicaties of snelle achteruitgang waardoor de stervensfase plotseling begint, zonder de hoop op genezing direct los te laten.
Daarnaast noemen zorgverleners meer scholing en duidelijkere taakverdeling tussen het behandelteam en het specialistische team palliatieve zorg als voorwaarden voor succesvolle integratie van palliatieve zorg in de hemato-oncologie.
Bron: