Er komt een landelijk platform van expertisecentra voor klinische parasitologie. Initiatiefnemer is prof. dr. Jaap van Hellemond. Hij is in oktober 2024 aan het Erasmus MC benoemd tot hoogleraar Klinische Parasitologie en de opkomende bedreigingen door globalisering en klimaatverandering. “We willen door goede samenwerking er gezamenlijk voor zorgen dat bijvoorbeeld diagnostiek voor zeldzame infecties beschikbaar blijft.”
De maatschappij zal in de toekomst te maken krijgen met meer parasitaire infecties en ook een grotere diversiteit daarin. Dat vraagt goede voorbereiding, stelt Van Hellemond. “Door globalisering en klimaatverandering veranderen verspreidingsgebieden van vectoren van ziekteverwekkers. Bijvoorbeeld van zandvliegen die leishmaniasis overbrengen, wat vooral een risico is voor immuungecompromitteerde patiënten. Zandvliegen kwamen tot nu toe met name voor in Zuid-Europese landen maar verspreiden zich nu langs de Atlantische kust omhoog. Er zijn ook nieuwe parasitaire infecties binnen Europa. Zo hebben we wasberen geïntroduceerd vanuit Noord-Amerika. Die kunnen spoelwormen bij zich dragen die bij de mens viscerale larva migrans kunnen veroorzaken met een hersenontsteking. Er zijn ook vrijlevende amoeben die hersenontsteking kunnen veroorzaken. Die amoeben zijn sterk afhankelijk van de temperatuur en zullen in Europa meer gaan voorkomen.”
Daarnaast geeft het toegenomen reisgedrag risico op meer infecties, bijvoorbeeld via mensen die heen en weer reizen naar de tropen. Veel parasitaire infecties hebben een lange incubatietijd, waardoor een infectie pas tot uiting komt als iemand weer thuis is. “Hoe meer er gereisd wordt, hoe meer infecties mensen kunnen oppikken”, zegt Van Hellemond. “Een voorbeeld is malaria. De incidentie daarvan stijgt wereldwijd en dat zien we ook terug in Nederland. En dat geldt voor meer tropische infecties.”
Herkennen
De parasitologie is een vrij klein vakgebied binnen de infectieziekten, maar kent wel een grote diversiteit aan parasitaire infecties. Van een deel daarvan zijn er af en toe ook presentaties in Nederland. Daarom moeten artsen voldoende worden getraind om verschijnselen van infecties te herkennen. “Want anders kunnen we die nooit goed diagnosticeren en behandelen”, zegt Van Hellemond. “Maar de zorg staat al onder hoge druk, vanwege onder andere bezuinigingen, personeelstekorten en vergrijzing. We moeten ‘meer doen met minder’ en dus efficiënt werken. Getrainde artsen moeten op het juiste moment aan de juiste dingen denken. Het gebeurt vaak dat een patiënt al een lange weg in de zorg achter de rug heeft voordat aan een parasitaire infectie wordt gedacht. Dan zijn we maanden verder, met veel artsenbezoeken en behandelingen die geen effect hebben gehad.”
Bovendien is het nodig om kosteneffectiever te gaan werken. Dat kan volgens Van Hellemond via innovatie, met nieuwe technieken voor diagnostiek en onderzoek. Ook voor de parasitologie moeten betere en snellere technieken worden geïmplementeerd. “Dat is een van de kernpunten van het onderzoek in mijn laboratorium. Zo doen we malariadiagnostiek nu met een flowcytometer, waarmee we malaria in 45 seconden kunnen vaststellen. Ook kunstmatige intelligentie kan helpen, bijvoorbeeld om geautomatiseerd microscopisch onderzoek te doen naar parasieten. Microscopie wordt veel gebruikt in de parasitologie, en dat kunnen we met AI prima ondersteunen.”
Betere diagnostiek
Het verbeteren van de kwaliteit van diagnostiek gebeurt onder andere via externe kwaliteitscontroles, door rondzending van monsters naar diagnostische laboratoria. Voor nieuwe diagnostische technieken, zoals moleculaire diagnostiek van met name worminfecties, is een wereldwijde rondzending ontwikkeld. Daaruit bleek dat de kwaliteit van diagnostiek, vooral in endemische landen, voor verbetering vatbaar is. Van Hellemond: “Dat is begrijpelijk gezien de omstandigheden waaronder de diagnostiek daar plaatsvindt. Maar de resultaten van die laboratoria zijn wel de basisdata over de prevalentie van dat soort infecties en over de effectiviteit van behandeling met medicatie. Met betere diagnostiek is dus winst te behalen. Maar rondzending van monsters is kostbaar, dus het is een uitdaging om dat kosteneffectief te doen. Voor microscopische diagnostiek kunnen we bijvoorbeeld een driedimensionale afbeelding van een microscopisch preparaat via internet aanbieden, zodat die wereldwijd kan worden beoordeeld. Zo kunnen we wereldwijd ook mensen trainen.”
Borging
Het vergroten van het bewustzijn bij artsen kan onder andere met onderwijs en training. Van Hellemond heeft het initiatief genomen voor een platform van expertisecentra voor klinische parasitologie. Dat platform is nu in oprichting, met een aantal academische centra, het RIVM en enkele regionale klinische laboratoria voor de eerste en tweede lijn. “Door samenwerking kan bijvoorbeeld diagnostiek voor zeldzame infecties beschikbaar blijven. Zulke diagnostiek is heel kostbaar, juist omdat het weinig wordt toegepast. Maar als elk centrum ermee stopt, dan gaat deze diagnostiek in Nederland verloren. Daarom werken we nu aan borging van een goed diagnostisch portfolio, ook voor zeldzame infecties. In het platform staan we gezamenlijk voor alle cursussen en trainingen die nodig zijn, zowel voor specialisten infectieziekten als voor laboratoriummedewerkers.”
Ook adviezen over behandelingen tegen parasitaire infecties moeten up-to-date blijven, voegt Van Hellemond eraan toe. Het vakgebied is zo breed dat een algemene internist-infectioloog nauwelijks op de hoogte kan blijven van de ontwikkelingen. Maar dat is wel nodig voor een goede signaleringsfunctie. “Ook daarbij is het platform betrokken. Daarnaast willen we meer data verzamelen over de prevalentie van allerlei parasitaire infecties. Nu zijn alleen malaria en trichinellose meldingsplichtige ziekten. Voor alle andere parasitaire infecties is er geen goed zicht op het vóórkomen in Nederland. Zonder die data kunnen we geen trends zien en geen speerpunten bepalen. Onder leiding van het RIVM gaan we met de expertisecentra retrospectief de prevalentie analyseren van een groot aantal parasitaire infecties. Op basis daarvan weten we waarop we ons prospectief moeten richten. Denk bijvoorbeeld ook aan scabiës oftewel schurft, een ectoparasiet die momenteel veel voorkomt in Nederland en waarmee ook huisartsen geconfronteerd worden.”
Samenwerking
Er zijn al verschillende initiatieven op het gebied van parasitaire infecties. Van Hellemond ziet het als zijn missie om die samen te brengen. “In mijn vakgebied is al veel bereidheid om samen te werken. Op sommige andere terreinen, met veel patiënten en grote financiële belangen, speelt soms concurrentie in het onderzoek. Bijvoorbeeld om als eerste een werkzaam middel te vinden tegen een aandoening. In de parasitologie gaat het veelal om tropische ziekten, bij mensen die weinig kunnen betalen. De farmaceutische industrie is daar veel minder in geïnteresseerd. Aan parasitaire ziekten valt weinig geld te verdienen. Dat maakt dat er veel uitdagingen zijn, waar mensen gedreven aan werken om oplossingen te vinden. Er is grote bereidwilligheid in het vakgebied om dat gezamenlijk te doen. Ik vind het mooi dat ik daar via mijn leerstoel een voortrekkersrol in kan spelen.”
Ontwikkeling van diagnostiek
In landen waar de parasieten endemisch zijn, is de diagnostiek niet altijd goed ontwikkeld. Het zijn vaak laaginkomenslanden waar de kosten voor diagnostiek te hoog zijn. In Nederland zit diagnostiek in de totaalprijs van behandeling. Maar in laaginkomenslanden moeten patiënten er vaak zelf voor betalen. “Diagnostiek kan dan duurder zijn dan alleen het beschikbare medicijn”, aldus Van Hellemond. “Daarom wordt diagnostiek weinig ingezet en vindt veel overbehandeling plaats, met als gevolg resistentie tegen bacteriën en parasieten. Dus de ontwikkeling van diagnostiek moet echt komen uit hooginkomenslanden. In Rotterdam is een lange traditie op het gebied van tropische en importziekten. Het vroegere Havenziekenhuis had veel expertise. Dat is nu onderdeel van het Erasmus MC. We zijn een landelijk erkend expertisecentrum voor tropenziekten, onder andere voor reizigers bij wie de verschijnselen zich pas in Nederland presenteren.”