Veranderingen in geslachtshormonen, zoals tijdens de menopauze, beïnvloeden mogelijk de eerste presentatie van MS. Om meer inzicht te krijgen in dit fenomeen vergeleken Turkse onderzoekers de anatomische lokalisatie van de eerste MS-symptomen bij pre- en postmenopauzale vrouwen en mannen. Ze keken ook naar de mate van comorbiditeit.
Doel van de onderzoekers was om pre- en postmenopauzale vrouwen met een overeenkomstige ziekteduur te vergelijken. Daarnaast wilden ze de vrouwen vergelijken met mannen die waren gematcht met postmenopauzale vrouwen op basis van leeftijd en ziekteduur. Coördinerend verpleegkundige Yasemin Şimşek en haar collega’s selecteerden hiertoe 298 pre- en 300 postmenopauzale vrouwen plus 265 mannen uit een groter cohort van patiënten met MS. In deze 3 groepen was de gemiddelde leeftijd waarop de ziekte begon respectievelijk 21,3, 40,6 en 39,9 jaar. Verder was de leeftijd tijdens het onderzoek gemiddeld 40,8, 64,7 en 63,1 jaar.
De anatomische lokalisatie van de eerste MS-symptomen verschilde significant tussen de 3 groepen. Bij premenopauzale vrouwen was de oogzenuw het vaakst als eerste aangedaan, meer specifiek bij 21,8% van de patiënten, terwijl dit bij 15,0% van de postmenopauzale vrouwen het geval was en bij 11,7% van de mannen. Daarentegen was het ruggenmerg het vaakst als eerste aangedaan bij mannen (48,3%), gevolgd door postmenopauzale vrouwen (44,0%) en premenopauzale vrouwen (27,5%).
Comorbiditeit kwam significant vaker voor bij postmenopauzale vrouwen (41,0%) en mannen (36,6%) dan bij premenopauzale vrouwen (15,1%). Het ging dan met name om hart- en vaatziekten, wat mogelijk verklaard wordt door verschillen in leeftijd en beschermende effecten van oestrogenen. Daarentegen kwam psychiatrische problematiek vaker voor bij premenopauzale vrouwen dan bij postmenopauzale vrouwen en mannen, mogelijk doordat bij hen de ziekte op jongere leeftijd was begonnen, door de effecten van oestrogenen op stemming of doordat zij meer psychosociale stress ervaarden.
Bron: