Jongvolwassenen die stimulerende medicijnen voorgeschreven krijgen ter behandeling van ADHD blijken significant meer kans te lopen op het ontwikkelen van cardiomyopathie in vergelijking met degenen die deze middelen niet gebruiken. De prevalentie van cardiomyopathie in zijn totaliteit blijft echter laag, waardoor speciale screening niet nodig is.
Amerikaanse onderzoekers voerden een retrospectieve cohortstudie uit om bij jongvolwassenen van 20 tot 40 jaar met ADHD de relatie tussen cardiomyopathie en de duur van het gebruik van stimulerende medicatie te analyseren. In totaal zijn 12.759 patiënten die ADHD-medicatie voorgeschreven kregen op basis van leeftijd, geslacht en comorbiditeit gematcht met 12.759 patiënten die deze medicatie niet kregen.
Bij de patiënten die gedurende minstens 1 jaar ADHD-medicatie gebruikten, bedroeg de prevalentie van cardiomyopathie 0,36% versus 0,31% bij degenen die dat niet deden. Na 10 jaar bedroeg de prevalentie respectievelijk 0,72% in de groep die ADHD-medicatie kreeg en 0,53% in de groep zonder ADHD-medicatie. Verder bleek dat de patiënten die ADHD-medicatie gebruikten in vergelijking met degenen die dat niet deden een hogere kans liepen om na 1 jaar cardiomyopathie te ontwikkelen (OR 1,17). Dit was ook het geval na 8 jaar (OR 1,57) en na 10 jaar (OR 1,37).
De onderzoekers benadrukten dat op basis van deze uitkomsten een agressieve screening op cardiovasculair (CV)-risico voorafgaand aan het voorschrijven van ADHD-medicatie niet nodig is. Wel moet verder onderzoek beter in beeld brengen welke populaties het meeste risico op cardiomyopathie lopen.
Bron:
- Gerard P, Hale E, Kennis M, et al. ADHD stimulant Use Associated with Increased Risk of Cardiomyopathy in Young Adults. ACC Congress 2024, abstract 1422-121.