Ocrelizumab is een hoogeffectieve ziektemodificerende therapie (DMT), maar onduidelijk is nog welke subgroepen van patiënten het meeste baat hebben bij dit middel. Een internationaal onderzoeksteam heeft daarom de effectiviteit van ocrelizumab binnen verschillende subgroepen vergeleken met die van fingolimod, natalizumab en alemtuzumab.
De onderzoekers gebruikten data uit 3 grote MS-registers. Ze vergeleken patiënten met relapsing remitting MS (RRMS) die ocrelizumab gebruikten met gematchte patiënten die werden behandeld met fingolimod (2.600 versus 4.103 patiënten), natalizumab (3.197 versus 2.437 patiënten) of alemtuzumab (2.960 versus 644 patiënten). Alle patiënten waren minimaal 6 maanden behandeld.
De belangrijkste uitkomstmaten waren het aantal relapsen op jaarbasis (ARR), progressie onafhankelijk van ziekteactiviteit (PIRA) en relapsgeassocieerde verslechtering (RAW). Hierbij werden zowel de volledige cohorten met elkaar vergeleken als klinisch relevante subgroepen, op basis van geslacht, ziekteactiviteit, duur van de MS, de Expanded Disability Status Scale (EDSS)-score tijdens de nulmeting, eerdere behandeling of ze toen ziekteactiviteit hadden, en de reden waarom de behandeling is gestopt.
De ARR was significant lager in de ocrelizumab-groep dan in de fingolimod-groep. Verder gaf fingolimod een wat grotere kans op RAW (HR 1,62; 95%-BI 1,08-1,43). Nadere analyses lieten zien dat alle onderzochte subgroepen meer profiteerden van ocrelizumab dan fingolimod wat betreft de ARR.
Ocrelizumab gaf ook significant lagere ARR’s in vergelijking met natalizumab (0,07 versus 0,10) en alemtuzumab (0,12 versus 0,18). Natalizumab leidde tot een groter risico op RAW (HR 1,77; 95%-BI 1,07-2,94), terwijl dit effect niet aanwezig was voor alemtuzumab. Uit subgroepanalyses bleek dat ocrelizumab alleen iets effectiever was dan de andere twee geneesmiddelen bij patiënten die al eerder een behandeling hadden gekregen, die toen ziekteactiviteit hadden of zijn gestopt vanwege een gebrek aan werkzaamheid van het medicijn. Tot slot stelde de onderzoekers dat in de gehele populatie RAW veel zeldzamer was dan PIRA, wat het belang van de ontwikkeling van behandelingen voor PIRA onderstreept.
Bronnen: