Er is veel variatie in de snelheid van ziekteprogressie bij mensen met MS. Een studie bestaande uit 3 delen, namelijk analyses van patiëntgerapporteerde uitkomsten, MRI- en autopsiegegevens, geeft meer inzicht in verschillen tussen patiënten met stabiele ziekte, langzame en snelle ziekteprogressie.
Voor het eerste deel van de studie includeerden de onderzoekers 2006 patiënten met MS die was begonnen als relapsing remitting MS (RRMS). Ze gebruikten registergegevens vanaf het moment dat deze patiënten matige beperkingen hadden, gedefinieerd als een minimale score van 30-40 op de zelfgerapporteerde vragenlijst MS Impact Scale 29-Physical (MSIS29-Phys), en noemden dat de nulmeting.
Op basis van de MSIS29-Phys-scores vanaf de nulmeting identificeerde een statistisch model 3 groepen: 1) stabiel (n = 592), 2) met langzame ziekteprogressie (n = 1041) en 3) met snelle ziekteprogressie (n = 373). Deze groepen verschilden van elkaar in scores op vermoeidheid en depressie, het percentage mensen met een universitair diploma (respectievelijk 47,0%, 40,0% en 34,3%) en, los van opleidingsniveau, het percentage mensen dat een ziektemodificerende behandeling kreeg op het moment van de nulmeting (respectievelijk 48,8%, 42,0% en 37,8%).
Het tweede deel van de studie ging over gegevens van een klinisch cohort van 179 patiënten met RRMS bij wie MRI-scans waren afgenomen rondom de diagnose en die vervolgens bijna 20 jaar waren gevolgd. Deze patiënten werden ook ingedeeld in 3 groepen: stabiel (n = 141), 2) met langzame ziekteprogressie (n = 20), en 3) met snelle ziekteprogressie (n = 18). De groepen verschilden onder andere significant in het aantal en volume van corticale laesies rondom de diagnose.
Het derde deel van de studie richtte zich op een autopsiecohort van mensen met SPMS (n = 96), die ook in 3 groepen werden ingedeeld. De groep met snelle ziekteprogressie had onder andere meer schade in diepe grijze stof en pons en meer meningeale en perivasculaire inflammatie.
Bron: