In mijn thesis onderzocht ik hoe nutritionele strategieën – variërend van calorische en dieetrestrictie (CR/DR) tot kortdurend vasten (short-term fasting, STF), laagcalorische ketogene diëten (LCKD) en bioactieve stoffen zoals sulforafaan (SFN) – de veerkracht tegen medische stressoren zoals chemotherapie en chirurgie kunnen versterken. Binnen diverse patiëntpopulaties werden deze interventies geëvalueerd op klinische effectiviteit, maar ook op haalbaarheid, therapietrouw en onderliggende mechanismen.
STF kwam naar voren als een bijzonder flexibele strategie, goed passend bij het cyclische karakter van behandelingen zoals chemotherapie, maar ook bij een invasieve ingreep zoals chirurgie. Door de korte duur is STF zowel draaglijk als praktisch uitvoerbaar, in tegenstelling tot de langdurige CR of DR, die ondanks biologische belofte vaak te kampen hebben met problemen rondom therapietrouw of planning. Het potentieel van STF werd onderzocht in de perioperatieve zorg, zowel bij transplantaties als in de pediatrische oncologie, waar voorlopige resultaten van lopende studies veiligheid, metabole responsiviteit en uitvoerbaarheid aantoonden, zelfs bij kinderen die een nefrectomie ondergingen wegens niertumoren. Hoewel de studies werden beperkt door kleine steekproeven en logistieke obstakels zoals planningsproblemen en placebo-effecten, wijzen de bevindingen erop dat STF kan bijdragen aan het beperken van acute nierschade en andere ischemie-reperfusiegerelateerde complicaties.
Langdurige interventies
De thesis richtte zich ook op langdurigere interventies, waaronder een laagcalorisch ketogeen dieet bij patiënten met hepatocellulair adenoom (HCA). Er werden significante verminderingen in zowel vetmassa als tumorgrootte waargenomen, hoewel het succes sterk afhankelijk bleek van gepersonaliseerde begeleiding en intensieve ondersteuning door diëtisten. Sociale en praktische barrières bleven bestaan, maar dankzij het gematchte cohortontwerp en de relatief hoge therapietrouw onderstreepten de resultaten het potentieel van op maat gemaakte, langdurige dieetinterventies in specifieke contexten.
Daarnaast werd SFN-suppletie bij levende nierdonoren onderzocht als middel om het postoperatief herstel te bevorderen. Ondanks een sterke preklinische onderbouwing, leverde de interventie bescheiden resultaten op, beperkt door factoren als dosering, biologische beschikbaarheid en statistische kracht. Deze uitkomsten onderstrepen de bredere vertaalslaguitdaging: het koppelen van veelbelovende dierexperimentele mechanismen aan klinisch relevante uitkomsten.
Aanvullende strategie
Gedurende het onderzoek werd het belang van rigoureuze studieopzet in voedingsonderzoek benadrukt. Gedragsveranderingen als gevolg van informatie over en deelname aan een studie, variatie in therapietrouw en placebo-effecten blijven hardnekkige vertekenende factoren. Toch suggereren de gegevens dat STF, met name wanneer geïntegreerd in klinische behandeltrajecten, een flexibele en krachtige aanvullende strategie kan zijn, vooral bij patiëntgroepen die kwetsbaar zijn voor ischemie-reperfusieschade, zoals chirurgische patiënten of kinderen met solide tumoren.
De mogelijke toepassing binnen de pediatrische oncologie is bijzonder veelbelovend. Hoewel de inclusie in sommige gebieden trager verloopt – deels door een dalende incidentie van aandoeningen zoals de Wilmstumor – wijzen hoge participatiegraad en sterke institutionele steun op de haalbaarheid. Grootschaligere trials, onder andere bij aandoeningen zoals acute lymfatische leukemie (ALL), kunnen binnenkort duidelijk maken waar STF of vergelijkbare strategieën het meeste voordeel bieden. Belangrijke openstaande vragen blijven bestaan: hoe verhoudt STF zich tot langdurigere restrictie? Hoe kunnen we therapietrouw verbeteren? En wat is het optimale moment van interventie ten opzichte van toxiciteitsvensters?
Uiteindelijk suggereert deze thesis dat voedingsmatige preconditionering, mits zorgvuldig afgestemd en doordacht geïmplementeerd, kan evolueren van theoretische belofte tot praktische aanvulling, met het potentieel om klinische uitkomsten binnen uiteenlopende medische domeinen aanzienlijk te verbeteren.
De Promotie
Christiaan A.J. Oudmaijer promoveerde op 9 april 2025 op het proefschrift ‘Calorische restrictie in de klinische praktijk: Op maat gemaakte preconditionering vóór operatie en chemotherapie’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het onderzoek stond onder supervisie van promotoren prof. dr. J.N.M. IJzermans en prof. dr. J.H.J. Hoeijmakers en copromotoren dr. R.C. Minnee en dr. ing. W.P. Vermeij. Christiaan Oudmaijer werkt momenteel als arts-assistent Chirurgie in het Amphia Ziekenhuis te Breda en blijft nog betrokken bij de verdere uitvoering & afronding van de klinische onderzoeken in het Erasmus MC & Prinses Maxima Centrum.