Bij patiënten die door het Lynch-syndroom een verhoogd risico hebben op (darm)kanker, is het meten van vluchtige organische componenten in de ontlasting een veelbelovende follow-upstrategie na poliepectomie. Op deze manier kunnen coloscopieën uitgesteld worden, concluderen van Liere en haar collega’s.
Gebruik van niet-invasieve biomarkers kan mogelijk het aantal gevallen van colorectaal carcinoom (CRC) en overmatig gebruik van (surveillance)coloscopieën verminderen bij patiënten met het Lynch syndroom. Wellicht kunnen vluchtige organische componenten (VOC’s) in de feces – in tegenstelling tot fecale immunochemische tests (FIT) – CRC in verschillende gradaties accuraat aantonen.
Een internationale onderzoeksgroep geleid door het Amsterdam UMC zocht dat uit in een prospectieve, longitudinale multicenterstudie. Hieraan deden 200 mensen met Lynch-syndroom mee, van wie er tijdens een eerste coloscopie 62 neoplasieën hadden (3 CRC, 6 advanced adenoom (AA), 3 advanced serrated laesie (ASL), 50 non-advanced adenoom (NAA)).
Alle deelnemers namen ontlastingmonsters af vóór en na een surveillance-coloscopie. Hierin werden VOC-patronen gemeten met de technieken FAIMS en GC-IMS, gevolgd door machine learning-analyses gecombineerd met FIT (VOC-FIT; grenswaarde 2,55 μg Hb/g feces). De sensitiviteit en de negatief voorspellende waarde waren voor CRC en AA beide 100% met FAIMS (54% specificiteit) en respectievelijk 89% en 99% met GC-IMS (58% specificiteit). Voor alle typen neoplasieën samen waren de sensitiviteit en specificiteit 88% en 44% met FAIMS en 84% en 28% met GC-IMS. De accuraatheid nam niet significant toe met VOC-FIT. VOC-patronen verschilden voor en na poliepectomie (AUC 0,70) en bij NAA was de fecale aanwezigheid van butanal, 2-oxohexaan, dimethyldisulfide en dimethyltrisulfide lager. Deze bevindingen vormen een belangrijke eerste stap voor grotere validatiestudies.
Bron: