Tijdens de achtste editie van de International Lewy Body Dementia Conference (ILBDC) spraken experts onder meer over stagering, biomarkers en medicijnonderzoek. Congresvoorzitter dr. A.W. (Evelien) Lemstra (Alzheimer Centrum Amsterdam) licht de belangrijkste ontwikkelingen toe en benoemt de actuele uitdagingen. “Er is nog veel te winnen op het gebied van awareness.”
“Het ILBDC is een 2-jaarlijks congres”, legt Lemstra uit. “Deze editie liep van 29 tot 31 januari, met nog een extra dag voor patiënten en zorgprofessionals uit de eerste lijn op 1 februari.” In totaal namen ongeveer 350 mensen deel aan het congres, afkomstig uit 32 landen wereldwijd. De afsluitende patiëntendag werd door 150 mensen bezocht. “Het was erg inspirerend om te organiseren”, vertelt Lemstra. “Het programma werd goed ontvangen en nooit eerder was een editie zo goed bezocht. We zijn internationaal al een bekend onderzoekscentrum, maar met het organiseren van dit congres geef je als Alzheimer Centrum toch nog een extra visitekaartje af.”
Detectie alfa-synucleïne
Op het congres werd onder meer gesproken over de nieuwe detectiemogelijkheden van afwijkend alfa-synucleïne-eiwit. “De afgelopen jaren is hier veel onderzoek naar verricht”, aldus Lemstra. “Ophoping van alfa-synucleïne is het belangrijkste kenmerk van dementie met Lewy bodies (DLB). Afwijkende waarden zijn inmiddels te detecteren in hersenvocht en waarschijnlijk ook in de huid en het neusslijmvlies. Deze metingen worden vooralsnog alleen in onderzoekverband gedaan, maar implementatie in de kliniek is niet ver weg.”
Tijdens het congres in Amsterdam werd dieper ingegaan op de betekenis van deze detectiemogelijkheden voor de classificatie van DLB. “De testen hebben een hoge sensitiviteit en specificiteit”, vertelt Lemstra. “Dat betekent dat we ziektebeelden die door alfa-synucleïne worden veroorzaakt kunnen gaan classificeren en misschien stageren. Op het congres is onder meer de mogelijkheid van een biologisch framework besproken voor de classificatie van alfa-synucleïnopathiëen.”
Minder heterogeniteit
Een centrale vraag bij zo’n biologisch framework is wat de aanwezigheid van afwijkend alfa-synucleïne nu precies betekent. “We definiëren neurodegeneratieve ziektebeelden steeds vaker op basis van biomarkers, naast klinische criteria”, legt Lemstra uit. “De ziekte van Alzheimer wordt bijvoorbeeld vastgesteld aan de hand van de concentratie van amyloïd-bèta en tau-eiwitten. Bij DLB zien we echter vaak een gemengd beeld: zowel afwijkingen in amyloïd-bèta en tau, als in het alfa-synucleïne. Nu we alfa-synucleïne kunnen meten in het hersenvocht, zien we bovendien dat dit bij de ziekte van Alzheimer soms ook afwijkend kan zijn. Aan de ATN-classificatie voor de ziekte van Alzheimer is bijvoorbeeld afwijkend alfa-synucleïne-eiwit als copathologie toegevoegd. Bij mensen met een neurodegeneratieve ziekte is waarschijnlijk veel vaker sprake van dit soort gemengde beelden dan we voorheen dachten. Op het congres hebben we gediscussieerd over de betekenis van deze gemengde beelden. Een van de conclusies was dat classificatiesystemen op basis van biomarkers belangrijk zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Als iedereen dezelfde classificaties hanteert, vermindert dit heterogeniteit tussen studieresultaten. Maar de classificaties blijven een schematische versie van de werkelijkheid. In de klinische praktijk zullen zaken blijven verschuiven.”
Ziekte in vroege fase
Een andere toepassing van biomarkers bij DLB die op het congres besproken werd, is voorspelling van de ontwikkeling van de ziekte. “Bij DLB is er vaak een heel specifiek symptoom dat op kan treden jaren voordat er andere klinische verschijnselen zijn. Dat betreft een REM-slaapstoornis (REM-sleep Behavior Disorder, of RBD). Mensen maken tijdens de REM-fase dan allerlei bewegingen, in plaats van doodstil te liggen,” verklaart Lemstra. “Er wordt momenteel onderzoek gedaan of biomarkers bij mensen met RBD kunnen voorspellen hoe de ziekte zich gaat ontwikkelen. Vooralsnog blijkt dat lastig te zijn.”
Specifieke schaal
De behandeling van DLB bestaat op dit moment vooral uit symptoombestrijding (zie kader). Medicijnen die de ziekte afremmen of stoppen zijn er nog niet, hoewel hier wel onderzoek naar wordt gedaan. “Op het congres is hierover onder meer gemeld dat het bij trials belangrijk is om uitkomstmaten te gebruiken die belangrijk zijn voor patiënten met DLB”, vertelt Lemstra. “In veel trials worden nu nog uitkomsten gebruikt die we bij de ziekte van Alzheimer hanteren, maar die zijn niet volledig geschikt voor DLB. Op dit moment is er een schaal in ontwikkeling die alle aspecten van DLB probeert mee te nemen en mogelijk als trial-maat gebruikt kan worden. Dan kunnen we vaststellen of er echt relevante uitkomsten worden behaald met behandeling.”
Medicijnonderzoek
Momenteel worden er onder meer trials gedaan naar middelen die de samenklontering van alfa-synucleïne remmen, naar neuroprotectieve medicatie en naar repurposed drugs. “Op het congres werden de resultaten van meerdere trials gepresenteerd. Zo waren er voorzichtig positieve resultaten van een fase II-onderzoek met een middel dat aggregatie van toxische eiwitten zoals alfa-synucleïne en amyloïd-bèta tegengaat”, zegt Lemstra. “Maar we zijn nog ver verwijderd van klinische toepassing van dit soort middelen.” Wel zijn er op dit moment plannen in Amerika om alzheimermedicatie (lecanemab) ook bij DLB-patiënten met afwijkende alzheimerbiomarkers te gaan gebruiken. “Dat is ongeveer de helft van patiënten met DLB,” aldus Lemstra. “Onderzoek laat zien dat DLB-patiënten met bijkomende alzheimerpathologie sneller achteruitgaan en meer geheugenklachten hebben. Een middel als lecanemab kan de ziekteprogressie bij DLB mogelijk gedeeltelijk remmen.”
Inspirerende verhalen
Hoewel DLB vrij veel voorkomt (zie kader) is er volgens Lemstra nog weinig erkenning en herkenning van de ziekte. “Met name in de eerste lijn ontbreekt dit vaak. Dat hoorden we ook duidelijk terug op de afsluitende patiëntendag van het congres. De diagnose wordt vaak laat gesteld, er is onwetendheid over de symptomen en de behandelmogelijkheden. En er is bijvoorbeeld nog geen Nederlandse patiëntenvereniging.” Lemstra is dan ook blij met de betrokkenheid van de Amerikaanse Lewy Body Dementia Association (LBDA) en de Parkinson Vereniging bij het recente congres.
“De LBDA heeft ons financieel ondersteund en heeft op de patiëntendag onder meer een inspirerend verhaal gehouden over patiëntenverbinding. De Parkinson Vereniging zet zich in voor meer lotgenotencontact en awareness bij DLB. Dat is iets waar ik zelf ook al vele jaren mee bezig ben. Ik zie dagelijks hoeveel het delen van verhalen en praten over levensvragen voor deze mensen kan betekenen. Doordat de taal en het geheugen bij DLB lang vrij goed blijven, hebben deze mensen vaak een goed ziekte-inzicht en ziektebesef. Ze blijven lang wilsbekwaam en kunnen vaak helder duidelijk maken hoe ze de ziekte ervaren. Dat maakt het dagelijks werk met deze mensen ook heel bijzonder.”
Dementie met Lewy bodies
Pathologie
Lewy bodies zijn eiwitophopingen in hersencellen die onder andere bestaan uit een afwijkende vorm van het eiwit alfa-synucleïne. Bij patiënten met DLB zijn deze structuren vaak door de gehele hersenen verspreid. Bij de meerderheid van de patiënten met ‘Lewy body’-dementie worden naast Lewy bodies ook eiwitophopingen gevonden die bij de ziekte van Alzheimer voorkomen (amyloïde plaques en neurofibrillaire tangles).
Prevalentie
In Nederland heeft naar schatting 5-15% van alle dementiepatiënten DLB. Dit betekent dat er in ons land tussen de 14.500 en 43.500 mensen met DLB zijn. De ziekte komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen en treedt meestal op bij mensen tussen de 60-70 jaar.
Diagnostiek
De diagnose is complex, omdat de symptomen kunnen lijken op andere vormen van dementie. Symptomen zijn onder meer: fluctuerende cognitie, visuele hallucinaties en parkinsonisme. Daarnaast komt bij DLB een REM-slaap gedragsstoornis veelvuldig voor.
Behandeling
Bestaat vooralsnog uit symptoombestrijding. Onder meer van hallucinaties, parkinsonisme en lichamelijke stoornissen (autonome disfunctie zoals afwijkende bloeddruk en obstipatie) kunnen behandeld worden. Ook kunnen cholinesteraseremmers (o.a. rivastigmine en rivastigmine) worden voorgeschreven. Deze middelen kunnen vooral de aandacht en het geheugen verbeteren. Hiernaast vormen begeleiding door gespecialiseerde verpleegkundigen en paramedici en uitleg een belangrijk deel van de behandeling.
Bron: lewy.nl