Gonul Hazal Koc (Erasmus MC) presenteerde resultaten van de STAMP-studie naar T2T-strategieën bij PsA. Vroege behandeling met secukinumab leidde tot een significante klinische respons binnen 3 maanden. In de secukinumab-groep was minder vaak medicatie-escalatie nodig dan in de groep met standaardzorg. Na een jaar waren in beide groepen vergelijkbare, verbeterde uitkomsten bereikt.
Treat-to-target (T2T)-strategieën kunnen uitkomsten verbeteren voor patiënten met arthritis psoriatica (PsA), maar toch wordt T2T maar beperkt toegepast. In de multicenter STAMP-trial onderzochten Koc en haar collega’s de effectiviteit en veiligheid van vroege, intensieve behandeling van PsA volgens T2T.
Ze includeerden 120 patiënten nieuw gediagnosticeerd met PsA, die voldeden aan de CASPAR-criteria en Swollen Joint Count of 66 Joints (SJC66) ≥ 2 hadden. Zij werden gerandomiseerd naar standaardzorg (SoC; n = 60) of early secukinumab (eSEC; n = 60), beiden volgens T2T. De eSEC-groep begon de behandeling met secukinumab (300 mg/4 weken), methotrexaat (MTX; oraal 15 mg/week) en methylprednisolon (MP; eenmalige injectie 80 mg), de SoC-groep begon met dezelfde doses MTX en MP. In beide groepen werd de behandeling geïntensiveerd na 3 maanden als er geen 50% verbetering in SJC66 was, en na maand 6 en 9 wanneer minimal disease activity (MDA) niet werd bereikt.
Na 12 maanden bleek dat in de eSEC-groep meer patiënten op hun initiële behandelschema bleven dan in de SoC-groep (58 vs. 35%). Vergeleken met SoC bereikten significant meer patiënten met eSEC na 3 maanden ACR50 (43 vs. 22%; RR 2,00; 95%-BI 1,14-3,51) en ACR20 (65 vs. 40%; RR 1,62; 95%-BI 1,13-2,33). Na 12 maanden was de ACR50-respons echter vergelijkbaar (eSEC 50%; SoC 50%) en hetzelfde gold voor de ACR20 en ACR70.
Er was geen verschil in bijwerkingen (38,7 vs. 41,9%) en uitval door bijwerkingen (0 vs. 0,2%). Er werden geen nieuwe veiligheidssignalen geobserveerd.
Bron: