Uit de Europese PARTITA-studie, waarvan de resultaten tevens in Circulation verschenen, is naar voren gekomen dat hoe eerder een katheterablatie van een ventrikeltachycardie (VT) werd uitgevoerd, hoe beter de uitkomsten van patiënten met een implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD).
In de PARTITA-studie participeerden 517 patiënten met een ischemische of niet-ischemische gedilateerde cardiomyopathie die een indicatie hadden voor een ICD. Het onderzoek werd vroegtijdig stopgezet nadat uit een tussentijdse analyse naar voren was gekomen dat de kans > 99% was dat een vroege behandeling superieur was aan de standaardtherapie.
Korte tijd na een eerste ICD-shock ondergingen 23 patiënten met een ischemische of niet-ischemische cardiomyopathie een radiofrequente VT-ablatie. Na een follow-up van 2 jaar was de incidentie 4% van verergering van ziekenhuisopnames vanwege hartfalen of sterfte door alle oorzaken. Paolo Della Bella (Milaan, Italië) vond dit event-percentage aanzienlijk lager dan het percentage van 42% bij de 24 controlepersonen die geen ablatie kregen, tenzij een aritmische storm optrad (HR 0,11). De risicoreductie werd voornamelijk gedreven door het verschil in sterfte (0 vs. 33%; p = 0,004) in plaats van verslechtering van ziekenhuisopnames vanwege hartfalen (4 vs. 17%; p = 0,159). Een vroege ablatie resulteerde ook in een afname van de recidiverende VT-episodes die werden behandeld met ICD-shocks (9 vs. 42%; p = 0,039).
Het aantonen van de voordelen aan vroege VT-ablatie was volgens Della Bella een buitengewoon resultaat. “Hoewel er geen complicaties werden waargenomen bij onze studiepatiënten, is algemeen bekend dat VT-ablatie een complexe procedure is die gepaard kan gaan met complicaties en risico’s. Vanuit dit perspectief biedt de tijdsselectie die in onze studie is voorgesteld, een efficiënte indicatie voor de behandeling van patiënten met een actief aritmiepatroon, terwijl mogelijk onnodige profylactische VT-ablatieprocedures worden vermeden.”
Bronnen