Het LUMC produceert zijn eigen CAR T-celtherapie (CAR = Chimeric Antigen Receptor) en heeft daarmee onlangs een patiënt met zeer ernstige systemisch lupus erythematosus (SLE) succesvol behandeld. Prof. dr. Hans Ulrich Scherer vertelt erover. “Dit was mogelijk doordat cruciale factoren samenkwamen: met name een strategische visie van het ziekenhuis en nauwe samenwerking tussen reumatologie en hematologie.”
CAR T-celtherapie is een veelbelovende vorm van immunotherapie waarbij T-cellen van de patiënt genetisch zijn gemodificeerd om een kunstmatige receptor (CAR) tot expressie te brengen die een specifiek eiwit op doelcellen herkent. Deze T-cellen worden teruggegeven aan de patiënt en kunnen dan gericht doelcellen met het doeleiwit vernietigen. Dit kunnen bijvoorbeeld kankercellen zijn; deze vorm van CAR T-celtherapie wordt daarom vooral toegepast bij hematologische kankersoorten. Maar eerste buitenlandse studies wijzen erop dat deze behandeling ook effectief kan zijn bij B-celgemedieerde auto-immuunziekten. In dat geval worden B-cellen tot doelwit gemaakt en krijgt het immuunsysteem een ‘reset’.
Prof. Scherer, bij welke reumatische patiënt heeft u CAR T-celtherapie toegepast?
“Het betrof een mannelijke patiënt van 40 jaar met een zeer ernstige, refractaire SLE, met een dubbelzijdige verlamming van de benen als gevolg. Hij is in februari van dit jaar behandeld met CAR T-celtherapie.”
Wat was het resultaat?
“De patiënt heeft de behandeling goed en zonder relevante complicaties doorstaan. De reactie was precies zoals verwacht: depletie van B-cellen. Immunologisch is ook precies gebeurd wat is gerapporteerd in de literatuur: het verdwijnen van de auto-antistoffen. Heel bijzonder is verder, dat de patiënt vlak voor toediening van de CAR T-celtherapie alle immuunsuppressiva heeft gestaakt, inclusief de corticosteroïden. Nu, bijna 4 maanden later, gebruikt hij nog steeds geen immuunsuppressiva. De patiënt voelt zich veel beter en heeft een deel van de weggevallen spierfunctie terug, tussen buik en onderbuik. Wij zien nog geen herstel van de verlamming van de benen. Hier is mogelijk sprake van irreversibele schade; dat weet de patiënt. Hij beschouwt het al als een grote stap voorwaarts dat hij immunologisch gezien de SLE heeft afgeschud, en nu ook geen andere therapie nodig heeft. Hij is alweer aan het werk, hij werkt vanaf de computer.”
Heeft deze patiënt bijwerkingen ervaren?
“Een typische mogelijke bijwerking van CAR T-celtherapie is een ontstekingssyndroom: het cytokine release syndrome, ook wel cytokinestorm genoemd. Omdat T-cellen de B-cellen aanvallen, kunnen er heel veel ontstekingsmediatoren vrijkomen, met name cytokines. Daar kan de patiënt echt ziek van zijn, afhankelijk van de graad. Deze patiënt had een milde vorm, graad 1, waardoor hij vooral wat koorts had. Hij is er kort voor behandeld. Andere bijwerkingen heeft hij niet gehad.”
Hoe ziet voor deze patiënt de toekomstige behandeling eruit?
“Die bestaat feitelijk uit monitoring. Momenteel krijgt hij profylactisch nog antibiotica en middelen tegen virusinfecties, omdat het afweersysteem zich nog niet volledig heeft hersteld. Zodra de B-cellen zijn teruggekeerd, gemiddeld na zo’n 100 dagen, kunnen we deze medicatie naar verwachting afbouwen. Wel is het afweersysteem dan nog ‘naïef’ en moet het weer ervaring opbouwen. Als de SLE wegblijft, heeft hij geen andere medicatie nodig. Bij terugkeer van de ziekte hangt de behandeling af van de ernst. De patiënt kan in theorie nogmaals CAR T-celtherapie krijgen, zij het per definitie niet hetzelfde product. Het afweersysteem herinnert zich de therapie. Geef je precies hetzelfde product opnieuw, dan volgt een afstotingsreactie. Een ander CAR T-celproduct geven kan wél.”
Het LUMC heeft de gebruikte CAR T-celtherapie zelf geproduceerd.
“Ja, voor hematologische aandoeningen kan dat al langer. De benodigde vector koop je bijvoorbeeld van een commerciële partij, waarna je aan de hand van protocollen met zo’n vector het CAR T-celproduct zelf kunt maken. Het LUMC heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in de kennis en apparatuur die daarvoor nodig zijn.”
Als ziekenhuis zelf CAR T-celproducten maken verlaagt de prijs. Verlaagt het daarmee ook de drempel om deze behandeling toe te passen?
“De prijs moet in eerste instantie eigenlijk geen drempel zijn. Als een patiënt heel ernstig ziek is, dan moet je kijken of de Inspectie toestemming geeft deze behandeling eenmalig te geven, zoals bij de beschreven patiënt. Kosten spelen in tweede instantie uiteraard dan wel een rol. Als je het goedkoper kunt maken, dan is dit altijd beter.”
In hoeverre zou deze behandeling ook toegepast kunnen worden bij andere reumatische aandoeningen?
“Het aantal publicaties over toepassingen van CAR T-celtherapie buiten de oncologie groeit snel. De meeste zijn succesvol. Denk aan neuro-immunologische aandoeningen als MS en myasthenia gravis. Binnen de reumatologie kun je onder meer denken aan systemische sclerose en myositis. Wij willen in Leiden graag helpen deze therapie breder toe te passen. Hij is echter uiterst kostbaar en een vergoedingsregeling is er vooralsnog niet. Daarom kunnen we dit voorlopig alleen in trialverband doen, of in individuele gevallen waarin de patiënt anders zodanig ernstige schade oploopt, dat CAR T-celtherapie als ultimum refugium verantwoord is. Om deze behandeling vergoed te krijgen, moet je de veiligheid, effectiviteit en uiteindelijk ook de kosteneffectiviteit voldoende onderbouwen in klinische studies. We werken hard aan een dergelijke studie.”
Welke Nederlandse centra nemen aan deze studie deel?
“De studie bereiden we samen met het Amsterdam UMC voor. Er is in dit geval wel een complicerende factor. In elk centrum dat een CAR T-celproduct maakt, is het resultaat net weer iets anders dan elders. In een klinische studie moet het geteste product in de verschillende locaties nagenoeg identiek zijn. Dat is best lastig.”
Is het dan wel wenselijk dat elk centrum in Nederland zijn eigen CAR T-celproduct fabriceert?
“Dat is de vraag. Je kunt er ook voor kiezen de productie voor het hele land te laten doen in 3 of 2 centra of zelfs maar 1. Het is een beetje vergelijkbaar met de discussie rond kinderhartchirurgie. Hoeveel centra in Nederland moeten dat aanbieden? Zo is er ook discussie over de vraag, hoeveel centra een eigen productiefaciliteit voor CAR T-celtherapie moeten hebben. Maar, zo lang het alleen in studieverband wordt gegeven, lijkt het zinvol om de productie voor de studie gecentraliseerd te houden. Ernstig zieke patiënten die in aanmerking komen voor studiedeelname, zullen dan naar Leiden of Amsterdam kunnen worden verwezen zolang de vergoeding nog niet rond is.”
Trial van point-of-care CAR T-cellen
Scherer heeft in juni 2025 een subsidie van het Zorginstituut en ZonMW gekregen in het kader van Veelbelovende zorg. “Dat is bedoeld voor onderzoek dat zonder subsidie waarschijnlijk niet uitgevoerd zou worden omdat het commercieel onvoldoende perspectief biedt. In dit geval gaat het om een klinische studie van point-of-care CAR T-cellen, geproduceerd in het LUMC. Deze CAR T-celtherapie wordt uitgetest bij 4 reumatische of neurologische aandoeningen: systemische sclerose, lupus, myositis en myasthenia gravis. De behandeling wordt gegeven aan patiënten in het LUMC en in het Amsterdam UMC. Het beoogde aantal deelnemers bedraagt in totaal 60, per aandoening 15. Het zijn patiënten die onvoldoende reageren op de gebruikelijke therapie. Het primaire eindpunt is in alle gevallen behandelvrije remissie. De studie zal 5 jaar duren: 3 jaar inclusie en 2 jaar follow-up. De resultaten zijn over 6 jaar bekend. Scherer besluit: “We hopen resultaten van vergelijkbare studies in het buitenland te kunnen bevestigen. Ook hopen we aan te tonen dat de academische productie van CAR T-cellen haalbaar en uitvoerbaar is voor zo’n groot aantal patiënten. Het einddoel is, mede op verzoek van het Zorginstituut, data verzamelen over CAR T-celtherapie op basis waarvan kan worden beslist over de vergoeding, door de effectiviteit, de veiligheid en de kosten nu en op de lange termijn te vergelijken met de standaardtherapie.”