Dermatologie is een populaire opleiding, zegt Roland Mommers, voorzitter van het concilium van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV). Voor de korte termijn voorziet hij geen grote veranderingen in de opleiding. Ook niet door AI.
De opleiding dermatologie heeft niet te klagen over gebrek aan belangstelling. Mommers, zelf sinds 7 jaar opleider voor de regio Oost-Nederland, kan erover meepraten. “Het fluctueert een beetje, maar gemiddeld hebben we ieder jaar toch wel 30 tot 35 sollicitanten voor de 3 opleidingsplaatsen die we hier in Nijmegen jaarlijks te bieden hebben”, zegt hij. “Nog altijd wat minder dan Utrecht of Amsterdam weliswaar, maar toch voldoende om te kunnen zeggen dat het als een aantrekkelijk vak wordt gezien.”
Waar in het landelijk gemiddelde van de medisch-specialistische opleidingen 10% halverwege de opleiding afhaakt, is dit bij dermatologie duidelijk minder het geval. “Ik weet vanuit de andere regio’s dat het een enkele keer voorkomt”, zegt Mommers. “Zelf heb ik het in mijn 7 jaar als opleider 1 keer meegemaakt dat een aios voortijdig stopte. Dat was omdat we de opleiding hebben moeten beëindigen.”
De aantrekkelijkheid van het vak heeft te maken met de diversiteit ervan, denkt hij. “Je hoort altijd over het onderscheid tussen snijdende en beschouwende medisch-specialistische vakken”, zegt hij. “Het leuke van dermatologie is dat het beide is. Aan de ene kant puzzelen en aan de andere kant opereren en spataderen behandelen. We bieden zowel acute als chronische zorg aan een heel diverse patiëntenpopulatie. En het is een vak waarin je redelijk zelfstandig kunt werken. Met goede contacten met de pathologie en het vaatlaboratorium kom je een heel eind, dus het vak is prima geschikt voor werken vanuit een zelfstandig behandelcentrum. En omdat er weinig dienstbelasting is, is het ook parttime uit te oefenen.” Dit neemt niet weg dat er altijd discussie is over de disutility, zegt hij. “Chirurgen zeggen dat wij het maar makkelijk hebben met onze relatief rustige diensten. Ons antwoord is dat bij ons de disutility tussen 8 en 6 uur zit. Wij zien heel veel patiënten op een dag.”
Meer snijdend
Waar dermatologie van oudsher op conservatieve therapieën gericht was, heeft het zich gaandeweg meer ontwikkeld richting de snijdende kant. “Dit heeft te maken met de sterke toename van huidkanker”, zegt Mommers. “Een andere ontwikkeling is de sterke opmars van medicamenteuze behandelingen van inflammatoire huidziekten. Ook AI is wel een ontwikkeling waarmee we in ons vak te maken gaan krijgen, maar toch beslist niet zo snel als soms wordt gedacht. Dermatologie lijkt er een heel geschikt vak voor: beeld bekijken, diagnose stellen. Maar we hebben toch echt een visueel vak dat méér vraagt dan een foto bekijken. We moeten ‘live’ naar de patiënt kunnen kijken om de kleur, vorm en distributie van een huidziekte goed te kunnen beoordelen. Het zal gaandeweg wel een plek krijgen in de patiëntenzorg en daarmee dus ook in de opleiding, maar zo’n vaart loopt het nog niet.”
Ook op andere fronten voorziet Mommers op dit moment geen grote veranderingen in de opleiding. “Je ziet landelijk een trend naar thema’s”, zegt hij, “netwerkgeneeskunde, ouderenzorg, doelmatigheid, shared decision making. Er zit druk op van de overheid en de Federatie Medisch Specialisten om in die thema’s op te leiden, maar wij hebben er nog geen specifieke themakaarten voor ontwikkeld. Dit komt omdat die thema’s in ons geval eigenlijk al door de hele opleiding heen verweven zitten.”
Samenwerking in het concilium
Als voorzitter van het concilium van de NVDV heeft Mommers regelmatig overleg met de andere zes opleidingsregio’s. “Er is een goede samenwerking”, zegt hij. “Met de hoofdopleiders, de perifere opleiders en de 4 aios in het concilium bespreken we de inhoud van de opleiding. En als hoofdopleiders hebben we ook tussendoor overleggen. We zijn een vraagbaak voor elkaar voor zaken die onduidelijk zijn en we stemmen beleid af. Bijvoorbeeld over hoe en wanneer we nieuwe aios werven, om elkaar geen vliegen af te vangen. En over verdiepingsstages. Een aios kan die in een ander centrum willen doen dan waar hij wordt opgeleid en dan moet je dat goed afstemmen: het opleidingsschema, wie waarvoor verantwoordelijk is, de reiskostenvergoeding.”
Daarnaast is het concilium natuurlijk verantwoordelijk voor de opleidingsvisitaties. “Daarin kunnen verschillende zaken aan bod komen”, vertelt Mommers. “Bijvoorbeeld hoe je omgaat met de onderwijsdagen, de tijd die je in je eigen kliniek aan de opleiding besteedt en de afstemming in de regio. We kijken ook of een opleiding kan borgen dat de aios de thema’s die de opleidingsinstelling zelf niet kan bieden wel ergens anders kan volgen. En naar de vraag hoe je als aios je vaardigheden behoudt en daarop toetst. Zaken die ook van belang zijn om als opleidingen een beetje 1 lijn te trekken en tot uniformiteit in het opleidingsbeleid te komen. Ieder centrum heeft natuurlijk zijn couleur locale, maar het opleidingsplan is landelijk vastgelegd en voor iedereen hetzelfde. Wie uit de opleiding komt, moet immers in principe overal inzetbaar zijn.”
Ontwikkelingen
Het vak is onderhevig aan ontwikkelingen. “Bepaalde typen zorg zullen mogelijk gaan verdwijnen”, zegt Mommers. “We zagen dit al eerder met proctologie. We krijgen steeds minder aanbod op dat gebied, dus de expertise erin van de dermatologen zal afnemen en de aandacht ervoor in de opleiding ook. Maar de gedachte dat dit ook met soa’s zou gebeuren blijkt niet te kloppen. Al blijft het in volume maar een beperkt onderdeel van het vak natuurlijk.”
Over het algemeen lukt het goed om de opleiding gelijke tred te laten houden met de ontwikkelingen in de klinische praktijk. “Op het punt van de snelle ontwikkeling in immuniteit modulerende therapieën is dit wel een uitdaging”, zegt Mommers. “Er komen regelmatig nieuwe middelen op de markt, waarvan we dan weer de effectiviteit en het bijwerkingsprofiel moeten leren kennen. Als medicus practicus heb ik weleens het idee dat ik daarin een beetje achterop raak. Zeker ook omdat het vaker voorkomt dat een middel dat in eerste instantie voor een bepaalde aandoening is geregistreerd, vervolgens ook voor andere indicaties wordt goedgekeurd. We maakten dit recent mee met een middel voor de behandeling van eczeem dat nu ook bij alopecia areata kan worden toegepast. De vergoedingsregels zijn voor de ene indicatie echter anders dan voor de andere, dus dat is best lastig.”
Ook in oncologische behandelingen gaat het hard, zegt hij. “Kijk bijvoorbeeld naar de immunotherapieën die beschikbaar komen voor melanoom, maar ook voor andere vormen van huidkanker”, zegt hij. “Dermatologie behandelt huidkanker als die nog niet is uitgezaaid. De oncoloog past eventueel de immunotherapie toe bij melanoom. Maar bij sommige soorten huidkanker geven we zelf de immunotherapie. Het is dus steeds afstemmen met andere behandelaren om tot het optimale traject voor de patiënt te komen. Behalve met de oncologen doen we dit ook wel met de reumatologen, omdat bij inflammatoire ziekten overlap in de ziektebeelden kan voorkomen. En voor onze diagnostiek zijn we natuurlijk heel afhankelijk van de pathologen.”
Zorgen
Verontrustend noemt Mommers dat er te weinig dermatologen zijn. “Tegelijkertijd zien we een verschuiving van onderdelen van het werk naar physician assistants en verpleegkundig specialisten”, zegt hij. “Sommigen zien dit als een bedreiging, omdat deze 2 professionals veel taken zelfstandig kunnen uitvoeren. Maar ik denk dat het wel losloopt, er is werk genoeg voor iedereen. Het is ook geen vak waarin we veel concurrentie ondervinden van andere disciplines. Hooguit tot op zekere hoogte van plastisch chirurgen en mond-kaak-aangezichtschirurgen.”
Meer zorgen maakt Mommers zich over het beleid van de overheid om te bezuinigen op wetenschap. “Dan spreek ik op persoonlijke titel natuurlijk”, zegt hij. “Maar als ik zie dat de overheid geen beleidskeuzes maakt maar wel de wetenschap uitkleedt, dan vind ik dat wel zorgwekkend. Dermatologie is een vak waarin veel onderzoek wordt gedaan. Veel epidemiologisch onderzoek. En hier in Nijmegen doen we ook veel real life data-studies. Bijvoorbeeld om te achterhalen of het veilig is op termijn af te bouwen bij toediening van dure geneesmiddelen. Daarnaast is ook basaal onderzoek interessant binnen de dermatologie. De huid bestaat uit snel genererende cellen, het is een mooi orgaan om in het laboratorium onderzoek mee te doen. Ook voor andere toepassingen dan in de dermatologie.”
Dermatologie in de eerste lijn
De werkzaamheden van het concilium beperken zich tot de inhoud en uitvoering van de specialistische vervolgopleiding. Voor bij- en nascholing kunnen huisartsen zich wenden tot de nascholingscommissie van de NVDV. “We denken wel na over de vraag hoe we kunnen borgen dat de tweedelijns dermatologische zorg duidelijk afgebakend blijft en dat wat terug kan naar de eerste lijn ook daar wordt gedaan”, zegt Mommers. “Hierbij zien we dat de kennis over de dermatologie daar toch beperkt is. Maar er ligt primair een taak bij de huisartsopleiding zelf om dit op te lossen. Ook kunnen de huisartsen zich anders organiseren. Waarom zijn er bijvoorbeeld geen kaderartsen dermatologie? Daar liggen wel kansen om de eerste lijn inhoudelijk te versterken. Het zou in het voordeel van de patiënt zijn en bovendien de dermatologen ontlasten. Maar huisartsen zijn het nog niet zo gewend om naar elkaar te verwijzen. Een verwijzing naar de tweede lijn ligt meer voor de hand voor ze.”
Over de geïnterviewde
Dr. Roland Mommers werkt als dermatoloog in het Radboudumc in Nijmegen en het Anna Ziekenhuis in Geldrop. Hij is voorzitter van het Concilium Dermatologicum et Venereologicum van de NVDV. Ook is hij opleider van de medisch specialistische vervolgopleiding dermatologie voor de opleidingsregio Oost-Nederland.