Patiënten met reumatoïde artritis (RA) hebben een verhoogd risico op hartfalen – in het bijzonder hartfalen met behouden ejectiefractie – ten opzichte van patiënten zonder RA, zelfs na correctie voor cardiovasculaire risicofactoren.
Hoewel bekend is dat patiënten met RA een verhoogd risico hebben op hart- en vaatziekten ten opzichte van de algemene bevolking, zijn er nog weinig gegevens over de relatieve risico’s van subtypes van hartfalen (HF) zoals HF met behouden ejectiefractie (HFpEF) of verminderde ejectiefractie (HFrEF) bij RA ten opzichte van niet-RA. Om dit te onderzoeken werd een retrospectieve studie uitgevoerd met gegevens van de Mass General Brigham (MGB) Biobank. De onderzoekers identificeerden patiënten met RA en matchten deze op basis van geslacht en geboortejaar met 3 controlepersonen zonder RA. In totaal werden 1.445 patiënten met RA en 4.335 gematchte niet-RA-controles meegenomen (gemiddelde leeftijd respectievelijk 51,4 en 51,7 jaar; 78,7% vrouw). HFpEF was in beide groepen het meest voorkomende HF-subtype (65% bij RA versus 59% bij niet-RA). Na correctie voor cardiovasculaire risicofactoren hadden patiënten met RA een HR van 1,79 (95%-BI 1,38-2,32) voor het optreden van HF ten opzichte van patiënten zonder RA. Meer specifiek was het risico op HFpEF verhoogd bij patiënten met RA (HR 1,99; 95%-BI 1,43-2,77), terwijl er geen statistisch verschil was tussen de groepen in het optreden van HFrEF (HR 1,45; 95%-BI 0,81-2,60).
Volgens de onderzoekers ondersteunen de bevindingen de rol van chronische inflammatie bij het risico op HFpEF. Uit vervolgstudies zal moeten blijken of anti-inflammatoire behandelingen het risico op HFpEF bij patiënten met RA of andere vormen van chronische inflammatie kunnen verlagen.
Bron:
Kawano Y, Weber BN, Weisenfeld D, et al. Risk of Incident Heart Failure and Heart Failure Subtypes in Patients With Rheumatoid Arthritis. Arthritis Care Res (Hoboken). 2024 Dec 9. Online ahead of print.