Met zijn overstap naar het Radboudumc brengt dermatoloog en medisch bioloog prof. dr. Dirk Jan Hijnen een uiteenlopende mix van klinische ervaring, onderzoeksdrive en bestuurlijke betrokkenheid mee. Zijn ambities reiken verder dan de behandelkamer: hij wil de kloof tussen laboratorium en kliniek verkleinen, innovatieve diagnostiek versneld implementeren en bijdragen aan betaalbare, doelmatige zorg. “We moeten af van het idee dat alles wat kan, ook moet”, zo stelt hij.
Voor Hijnen voelt de overstap naar Nijmegen als een logische stap. Het Radboudumc heeft al decennialang een sterke nationale en internationale positie in dermatologisch onderzoek. “Zowel op klinisch als translationeel vlak hebben we toonaangevende onderzoeksgroepen die internationaal vooroplopen, onder meer in het afbouwen van dure geneesmiddelen bij psoriasis,” vertelt hij. “Die kennis passen we inmiddels ook toe bij eczeem en alopecia areata. Daarmee besparen we niet alleen kosten, maar reduceren we ook onnodige medicamenteuze belasting voor patiënten.” Het principe van doseringsafbouw – ooit opgestart door reumatologen – is in Nijmegen stevig verankerd in de dermatologie. Registers voor psoriasis, eczeem en inmiddels ook alopecia leveren waardevolle realworlddata op. “We hebben in Nederland laten zien dat dit kan, en dat het werkt. Internationaal kijken collega’s met grote interesse naar ons”, aldus Hijnen.
De kloof tussen lab en kliniek verkleinen
Hijnen is opgeleid als medisch bioloog én arts, en promoveerde op T-cellen bij constitutioneel eczeem. Na een postdoc in Boston, waar hij T-cellen uit de huid leerde isoleren, bleef het laboratorium een belangrijke plek in zijn loopbaan. “De huid is een complex orgaan met talloze celtypen en interacties. Met huidmodellen kun je die complexiteit terugbrengen tot iets hanteerbaars, zodat je specifieke factoren kunt bestuderen.” In Nijmegen werkt hij nauw samen met collega’s die zich bezighouden met huidmodellen voor eczeem, onder leiding van prof. Ellen van den Bogaard. “Zij kunnen in het lab de huid van eczeempatiënten nabootsen door specifieke cytokinen en triggers toe te voegen, en zo onderzoeken hoe bijvoorbeeld bacteriën of geneesmiddelen daarop invloed hebben. Dat soort translationeel onderzoek is cruciaal.” Toch ziet Hijnen een hardnekkige kloof tussen laboratoriumonderzoek en klinische toepassing. “Er is veel prachtige nieuwe technologie – we kunnen bijvoorbeeld op celtypeniveau kijken welke genen bij welke huidziekten actief zijn – maar in de kliniek werken we nog vaak met dezelfde diagnostiek als 40 jaar geleden. Ik hoop eraan bij te dragen om die technieken naar de dagelijkse praktijk te brengen.” Een andere ambitie van Hijnen betreft het verfijnen van de diagnostiek op basis van moleculaire profielen. “We weten dat binnen bijvoorbeeld eczeem subgroepen bestaan met een ander cytokine- en chemokineprofiel. De volgende stap is om behandelingen daarop af te stemmen. Dat zou betekenen dat we eindelijk afscheid kunnen nemen van het trial-and-errorbeleid dat nu vaak nodig is bij huidaandoeningen.” De weg naar klinische implementatie is echter lang en kostbaar. “Er is apparatuur en financiering nodig en patiënten moet worden geïncludeerd.”
Patiëntenzorg: van ‘alles behandelen’ naar gedeelde keuzes
In het Radboudumc zien dermatologen en reumatologen een unieke patiëntenpopulatie waaronder mensen met bindweefselziekten zoals systemische sclerose. “Dat zijn zeldzame aandoeningen met een hoge morbiditeit en mortaliteit. Ze zijn zwaar onderbelicht in onderzoek, maar het potentieel om samen met reumatologen en laboratoria verschil te maken is groot.” Ook in de dermato-oncologie ziet hij de noodzaak om bewuster te kiezen. “Met de dubbele vergrijzing wordt de vraag relevanter: moet je een grote ingreep doen bij een kwetsbare 90-plusser met huidkanker, of is ‘watchful waiting’ soms beter?” Hij illustreert dit vraagstuk aan de hand van een voorbeeld uit zijn eigen praktijk: “Een 93-jarige patiënt had een langzaam groeiende huidtumor op het voorhoofd. De standaardbehandeling zou een ingrijpende operatie zijn, maar in overleg kozen we voor controle en symptoombehandeling. De patiënt overleed uiteindelijk aan een niet-gerelateerde oorzaak, zonder hinder van de tumor. Soms is minder doen écht beter.”
De opmars van JAK-remmers en onverwachte effecten
Sinds 2017 zijn er grote stappen gezet in de behandeling van constitutioneel eczeem, met meerdere biologics en Januskinase (JAK)-remmers. Hijnen onderzoekt hoe deze middelen verantwoord kunnen worden afgebouwd. “Bij JAK-remmers lijkt intervalverlenging minder logisch door hun korte halfwaardetijd, maar onze eerste gestructureerde studie liet zien dat het vaak toch goed gaat, zonder toename van ziekte-ernst. Dat drukt de kosten en vermindert bijwerkingen.” Soms levert behandeling onverwachte successen op, weet Hijnen. “Zo behandelde ik ooit een eczeempatiënt die al 10 jaar volledig kaal was door alopecia areata. Na enkele maanden met een JAK-remmer had zij weer een volle bos haar. Voor haar was dat ‘life-changing’.” Dergelijke observaties inspireren tot nieuwe onderzoeksrichtingen, zoals het gebruik van JAK-remmers bij alopecia areata, maar ook tot het opzetten van realworld registers om deze effecten systematisch te volgen.
Under-researched conditions: hoge ziektelast, weinig onderzoek
Een terugkerend thema in Hijnens verhaal is de groep aandoeningen die in de literatuur soms worden aangeduid als ‘high burden, under-researched conditions’. Het gaat om ziekten die een grote impact hebben op de kwaliteit van leven, maar waar weinig onderzoek naar wordt gedaan. “De redenen zijn divers”, legt Hijnen uit. “Financiering is moeilijk te krijgen, de patiëntpopulaties zijn klein en de aandoeningen zijn vaak heterogeen. Daardoor moeten grote aantallen worden geïncludeerd om zinvolle conclusies te trekken.” Hij noemt als voorbeeld lichen planopilaris (LPP), een zeldzame vorm van haarverlies. “We hebben in Rotterdam een studie lopen naar LPP, maar zelfs met landelijke samenwerking is het lastig om genoeg patiënten te includeren. Dat kost enorm veel tijd en geld, en levert geen snelle publicaties op. Toch is het voor de mensen die eraan lijden een levensbepalende aandoening.” Dezelfde uitdaging speelt bij andere zeldzame dermatosen, zoals granulomateuze huidziekten of neutrofiele dermatosen. “Deze patiënten komen vaak bij ons terecht nadat ze al een lange zoektocht hebben gehad. Ze horen dat er geen richtlijn is, en dat we de behandeling baseren op kleine case series of expert opinion. Dat kan hen het gevoel geven een proefkonijn te zijn, iets wat we uiteraard willen voorkomen.” Hijnen pleit voor structurele fondsen voor onderzoek naar dit soort aandoeningen, ook als de maatschappelijke kosten lager lijken dan bij veelvoorkomende ziekten. “Je moet niet alleen kijken naar kosten, maar ook naar impact op de kwaliteit van leven. Onderzoek naar zeldzame aandoeningen levert vaak inzichten op die breder toepasbaar zijn. De kennis die we opdoen bij één ziekte, kan later het verschil maken bij een andere.” Volgens Hijnen ligt hier ook een kans om de brug tussen lab en kliniek verder te versterken. “Juist bij zeldzame ziekten moet je slim gebruikmaken van moleculaire technieken, biobanken en internationale netwerken. Dat is de enige manier om écht vooruitgang te boeken.”
Bestuurlijke rol als voorzitter NVDV
Als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is het tekort aan dermatologen een van Hijnens grootste zorgen. “In Nederland zijn er meer dan 20 vacatures voor dermatologen. De instroom wordt landelijk bepaald, maar daarbij is onvoldoende rekening gehouden met parttime werken, uitstroom naar cosmetische klinieken of farmaceutische bedrijven en burn-outs. Dat legt een enorme druk op de collega’s die in de reguliere zorg werkzaam blijven.” Hijnen stelt dat nagedacht zou kunnen worden over een systeem waarbij specialisten standaard een aantal jaar in de algemene dermatologische praktijk werken alvorens ze de keuze voor een andere werkomgeving dan het ziekenhuis maken. “Dat is tegelijkertijd ook een ingewikkelde kwestie, waar niet 1-2-3 antwoord op te geven is. Maar het moet wel besproken kunnen worden.” Een veelgehoorde oplossing voor het tekort aan menskracht is het herverdelen van taken op dermatologisch gebied; dit kent echter belangrijke nadelen. “Als je eenvoudige zorg overlaat aan de huisarts, wordt de case mix in het ziekenhuis complexer. Dan zie je alleen nog de moeilijke patiënten, en dat maakt het werk zwaarder.”
Preventie en toekomstperspectief
Preventie blijft een belangrijk speerpunt, al biedt het geen snelle verlichting. “Campagnes tegen huidkanker, zoals met het Huidfonds, zijn essentieel, en het is goed dat daar nu veel aandacht voor is. Het effect zien we pas over decennia, maar zonder die inspanningen zullen de zorgvraag en kosten alleen maar stijgen.” Voor de komende jaren ligt Hijnens persoonlijke missie helder: “We moeten laboratorium en kliniek nog sterker integreren. Juist door die samenwerking kunnen we innovatieve behandelingen sneller bij de juiste patiënt brengen. Dat vraagt kleine, maar consequente stappen. Uiteindelijk is dat de enige manier om vooruitgang te boeken in de dermatologie. Het gaat erom dat we de zorg slimmer, persoonlijker en betaalbaarder maken. Niet door meer te doen, maar door beter te doen.”
De speerpunten van Hijnen
Slimmer omgaan met dure geneesmiddelen
Hijnen wil het gebruik van dure biologicals en JAK-remmers optimaliseren door systematisch afbouwen waar mogelijk. “Zo verminderen we de medicamenteuze belasting voor de patiënt én drukken we de zorgkosten.”
Brug slaan tussen lab en kliniek
Met zijn achtergrond als arts en medisch bioloog wil Hijnen onderzoek, innovatieve diagnostiek en behandelingen sneller naar de praktijk brengen. “We moeten nieuwe technieken, zoals moleculaire profilering, vertalen naar bruikbare klinische tools.”
Gedeelde besluitvorming en maatwerk in de zorg
Niet alles wat technisch kan, is ook altijd wenselijk. Hijnen pleit voor meer shared decision making, zoals bij kwetsbare ouderen. “Soms is minder doen de beste keuze.”