Marieke van Nieuwland promoveerde op 8 januari 2025 aan de Rijksuniversiteit Groningen op het proefschrift ‘Sheltering insights: early recognition and diagnosis of giant cell arteritis’. Als promotor trad op prof. dr. Liesbeth Brouwer. Copromotoren waren dr. Celina Alves en dr. Lenny Geurts-van Bon. Van Nieuwland werkt momenteel als AIOS klinische chemie bij Ziekenhuisgroep Twente/Unilabs.
Wat was het doel van je promotieonderzoek?
Reuscelarteriitis (RCA) is een zeldzame ontsteking van de middelgrote en grote bloedvaten die patiënten van 50 jaar en ouder treft. Het herkennen en vaststellen van RCA is lastig. Vroege herkenning, en snelle en juiste diagnostiek is erg belangrijk omdat dit leidt tot een goede en effectieve behandeling waardoor ernstige complicaties voorkomen kunnen worden. Het doel van mijn proefschrift was om vroege herkenning en diagnostiek te verbeteren op een klinisch en translationeel vlak. Verschillende diagnostische beeldvormingsmodaliteiten werden met elkaar vergeleken, bruikbaarheid van tools om vroege herkenning en stratificatie van patiënten te ondersteunen werd beschreven en de rol van interferon type I in de diagnose van RCA en PMR werd onderzocht.
Wat wil jij dat de klinische dokter van jouw onderzoek weet?
Het is belangrijk dat clinici zich bewust zijn van het ziektebeeld en om tijdig een verdenking op RCA als medisch spoedgeval te herkennen. Beeldvormingsmodaliteiten zijn essentieel bij het stellen van de diagnose. Echografie is snel en betrouwbaar en kan daarom goed als eerste diagnostische tool worden ingezet. Verder kunnen FDG-PET/CT en MRI ook gebruikt worden. Daarnaast kan een zogenaamde pre-test probability tool (GCAPS) helpen bij vroege herkenning. Er zijn fast-track poliklinieken die beschikken over goede expertise op het gebied van RCA en bekwaam zijn in het uitvoeren van echografie om een diagnose te kunnen stellen.
Wat was het meest frustrerende onderdeel van je onderzoek?
Naast klinische studies besteed ik ook aandacht aan interferon type I als diagnostische marker bij RCA. Dankzij COVID-19 en het doen van wetenschappelijk onderzoek in een perifeer ziekenhuis ging dit gepaard met enige uitdagingen. Helaas bleek verder uit ons onderzoek dat interferon type I niet geschikt is om patiënten met RCA of PMR te onderscheiden van patiënten zonder RCA of PMR. Het vinden van een geschikte biomarker zou helpen om de diagnose van RCA nog sneller vast te stellen.
Welk moment/inzicht bracht een doorbraak?
In het kader van mijn promotieonderzoek heb ik een studie uitgevoerd waarin we een directe vergelijking maken tussen echografie, FDG-PET/CT en MRI bij patiënten met RCA. Als controlegroep hebben we patiënten geïncludeerd die wel een verdenking hadden op RCA, maar het uiteindelijk niet bleken te hebben. De resultaten hiervan zijn belangrijk voor kliniek, omdat we laten zien dat alle drie de technieken vergelijkbaar presteren, en echografie goed als eerste test kan worden gebruikt. Vervolgens hebben we nog dieper gekeken naar de verschillende beeldvormingsmodaliteiten en hun diagnostische waarde per arterie. Dit laat zien welke beeldvormingsmodaliteit het beste ingezet kan worden om verschillende subtypes van RCA te diagnosticeren, waarbij het onderscheid wordt gemaakt tussen craniaal en extracraniaal. Bij negatieve echografie en een hoge verdenking kan dit clinici helpen om een juiste keuze te maken voor vervolgonderzoek.
Wat is de vervolgvraag die voortkomt uit jouw onderzoek?
Het blijft belangrijk om verder onderzoek te doen naar biomarkers die kunnen helpen bij een snelle diagnose. Daarnaast zou vervolgonderzoek zich moeten focussen op het standaardiseren van diagnostische work-up en beeldvorming. Mijn onderzoek richt zich niet op een bepaald aspect van vroegdiagnostiek, en geeft aanleiding om te streven naar een diagnostisch algoritme dat kliniek, biomarkers en beeldvormingsresultaten combineert om RCA snel en betrouwbaar te kunnen aantonen.
Wat neem je zelf mee uit jouw promotieonderzoek? Wat zijn jouw volgende stappen?
Ik heb tijdens mijn promotieonderzoek geleerd dat er verschillende aspecten in de patiëntenzorg belangrijk zijn om een goede diagnose te kunnen stellen. Ook ben ik erachter gekomen dat ik enthousiast word van directe betrokkenheid bij de kliniek, iets wat ik me tijdens mijn vooropleiding biomedische wetenschappen nog niet had gerealiseerd. Tijdens mijn vervolgcarrière binnen de klinische chemie ga ik dit dan ook zeker meenemen.