Yannick Elshot promoveerde op 21 maart 2025 aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift: ‘Head and neck skin cancer: the clinical applications of reflectance confocal microscopy’. Als promotoren traden op: prof. dr. M.A. de Rie en prof. dr. M.W. Bekkenk. Copromotoren waren: dr. M.B. Crijns, prof. dr. A.J.M. Balm. Elshot werkt als dermatoloog in het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis en het Amsterdam UMC.
Wat was het doel van je promotieonderzoek?
Mijn promotieonderzoek vormde een interdisciplinaire samenwerking tussen de afdelingen Dermatologie (AVL & Amsterdam UMC) en de oncologische hoofd-halschirurgie (Hoofd-halskankercentrum AVL), gericht op de klinische implementatie van reflectie confocale microscopie (RCM). Deze innovatieve, niet-invasieve techniek biedt aanzienlijke voordelen voor de dermatologische diagnostiek. Onze onderzoeksfocus lag op 2 specifieke aandoeningen: lentigo maligna (LM) en basaalcelcarcinoom (BCC). Voor LM, een potentieel voorstadium van melanoom, kozen we bewust vanwege de klinische uitdagingen zoals irradicaliteit en het risico op het missen van melanoom. BCC selecteerden we vanwege de hoge prevalentie, waarbij nauwkeurige subtypering essentieel is voor optimale behandelkeuzes. De initiële fase van mijn onderzoek bestond uit het verwerven van expertise in de interpretatie van RCM-beelden. Dit omvatte het analyseren van een breed spectrum aan benigne en maligne huidlaesies die we als dermatoloog routinematig tegenkomen. Een signifcant onderdeel hiervan was de beoordeling van klinisch atypische naevi. Hier toont RCM zijn werkelijke waarde: het voorkomt onnodige chirurgische ingrepen terwijl het tegelijkertijd de diagnostische zekerheid waarborgt dat geen melanomen worden gemist.
Wat wil jij dat de klinische dokter van jouw onderzoek weet?
Door het gebruik van RCM weten we nu dat bij 60% van de LM-patiënten er sprake is van subklinische uitbreiding buiten de 5 mm chirurgiemarge die vanuit de richtlijn aangeraden wordt. Dit verklaart in belangrijke mate het hoge recidiefpercentage dat we in de dagelijkse praktijk waarnemen. Gelukkig leidt deze subklinische uitbreiding slechts in minder dan 10% van de gevallen tot invasieve recidieven. De meeste van deze patiënten zijn bovendien op hogere leeftijd en hebben vaak omvangrijke afwijkingen in het gelaat, waardoor de keuze voor de meest geschikte behandeling zorgvuldig moet worden afgewogen. Tijdens het multidisciplinaire spreekuur – opgezet in samenwerking met de afdeling hoofd-halschirurgie en onderdeel van mijn promotieonderzoek – bepalen we eerst de exacte omvang van de laesie. Vervolgens bespreken we de mogelijke behandelopties uitgebreid met de patiënt, om zo tot een individueel behandelplan te komen. Sinds kort passen we deze werkwijze ook standaard toe bij lentigo maligna melanomen. Onze studie toonde aan dat we door inzet van RCM een aanzienlijk deel van anders gemiste invasieve melanomen alsnog kunnen detecteren. Patiënten kiezen ook steeds vaker voor beperkte chirurgie gecombineerd met lokale immuunmodulerende therapie, zoals topicaal imiquimod. Deze geïntegreerde aanpak verbetert onze behandeluitkomsten en minimaliseert het risico op recidief.
Wat was het meest frustrerende onderdeel van je onderzoek?
Het Nederlandse vergoedingssysteem vormt momenteel een belangrijke belemmering voor de brede adoptie van RCM. Uit omvangrijke studies is duidelijk geworden dat RCM een significante meerwaarde biedt bij de diagnostiek van melanocytaire afwijkingen, waaronder lentigo maligna. Sinds de invoering van RCM is het percentage patiënten dat een tweede ingreep nodig heeft gedaald van meer dan 25% naar minder dan 3%. Desondanks wordt RCM in Nederland nog niet vergoed, omdat er geen passende zorgactiviteit voor bestaat. Gecombineerd met de hoge aanschafprijs van de apparatuur, zorgt dit ervoor dat de implementatie van RCM in Nederland beperkt zal blijven in vergelijking met andere landen.
Welk moment/inzicht bracht een doorbraak?
Ik denk dat dit voor ons team het moment was dat we de diagnostische en behandeluitkomsten voor de LM-patiënten van voor en na de komst van de RCM konden vergelijken: radicaliteit met eenmalige operaties, lage recidiefpercentages en betere melanoomdetectie. De getallen waren allemaal fors verbeterd ten opzichte van voorafgaande aan de implementatie.
Wat is de vervolgvraag die voortkomt uit jouw onderzoek?
Ik denk dat de belangrijkste uitdaging bij LM prognostisch is: de zogenaamde risico-inschatting. Er is veel aandacht voor de meest optimale chirurgische behandeling of vergelijking met andere niet-invasieve behandelvormen. De realiteit is echter dat het grootste deel van de LM-patiënten nooit een melanoom zal ontwikkelen en dus overbehandeld wordt. Hopelijk kunnen we in de toekomst beter voorspellen wie we echt moeten behandelen om daarmee in de toekomst progressie te voorkomen, en wie we een niet-chirurgische of helemaal geen behandeling meer moeten bieden.
Wat neem je zelf mee uit jouw promotieonderzoek? Wat zijn jouw volgende stappen?
Het was het allemaal waard voor de dag zelf: de verdediging en het feest! Verder is leren nee zeggen is een kunst op zich. Hier ben ik niet goed in. Ik heb het onderzoek naast full-time werken/opleiding gedaan, waardoor al die extra (leuke!) afleidingen wel tot enige vertraging hebben geleid. Toch denk ik dat ik daardoor juist ook precies terecht gekomen ben waar ik op gehoopt had: een combinatieaanstelling in het Antoni van Leeuwenhoek en de academie in het Amsterdam UMC. Ik zal zeker doorgaan met onderzoek naar beeldvormende technieken in de dermatologie, maar mijn grootste wens is nu eigenlijk een onderzoekslijn op te kunnen zetten in de supportive oncodermatologie. Dit is een deelvakgebied in de dermatologie wat zich onder andere bezighoudt met de bijwerkingen waar kankerpartiënten mee te maken krijgen tijdens hun behandeling met immuno- of doelgerichte therapieën.