Het recombinant zostervaccin werd goed verdragen door de meerderheid van de patiënten met inflammatoire reumatische musculoskeletale aandoeningen, bleek uit een lopende Duitse studie. Slechts enkele deelnemers rapporteerden een opvlamming of ernstige bijwerkingen. Dit geeft reumatologen en patiënten vertrouwen in de veiligheid van het vaccin, concludeerde Uta Kiltz (Ruhr-Universität, Bochum).
Het risico op herpes zoster (HZ)-infecties is vooral hoog bij ouderen en mensen die immuunsuppressiva gebruiken, waaronder mensen met een auto-immuun- of inflammatoire reumatische of musculoskeletale aandoening (RMD). Omdat levende vaccins problemen kunnen opleveren bij immuunsuppressie, zijn er niet-levende recombinant zostervaccins (RZV) ontwikkeld met recombinant glycoproteïne E, het belangrijkste target van CD4+ T-cellen.
Kiltz en haar collega’s onderzochten in een lopende studie de verdraagbaarheid en veiligheid van RZV bij 150 patiënten met RA (n = 60), axSpA (n = 60) of reuscelarteriitis (RCA; n = 30) met een indicatie voor het vaccin. Alle deelnemers ontvingen RZV in maand 0 en 90% kreeg een tweede dosis in maand 2, vervolgens werden zij gedurende 1 jaar gevolgd.
De meeste bijwerkingen traden op binnen een paar dagen na de vaccinatie. Op het meetpunt 3 maanden daarna was de meest genoemde bijwerking pijn op de injectieplaats (32,7%), gevolgd door koorts (14,1%), vermoeidheid (9,4%), musculoskeletale pijn (8,1%), zwelling (6,4%) en roodheid (6,4%). Opvlammingen waren gedefinieerd als een verandering > 1,2 op de DAS-28 (RA-patiënten) of ≥ 0,9 op de ASDAS (axSpA-patiënten), of klinische tekenen van RCA en/of tekenen van inflammatie. Deze kwamen maar bij 1,6-8,6% voor op de meetpunten na 2, 3, 6 en 12 maanden. Bij 3 patiënten (1 RA, 2 RCA) was ziekenhuisopname nodig tijdens een opvlamming. In totaal 9 patiënten rapporteerden 10 ernstige bijwerkingen tijdens de follow-upperiode, maar dit waren geen opvallende bijwerkingen of doorbraakinfecties.
Bron: